Vikram Chandra interview (De Standaard)

Atoomgevaar in Bombay

In zijn nieuwste roman neemt de Indische schrijver Vikram Chandra de lezer mee naar verloederde achterbuurten in Bombay en luxejachten van internationale gangsters. ‘Godenspelen’ is een erg relevante en meeslepende roman over het moderne India.

Kathy Mathys

Echt bekend is Vikram Chandra bij ons nog niet en of zijn meer dan 900 pagina’s tellende Bombayse thriller daar verandering zal in brengen, is nog zeer de vraag. Het is immers geen whodunnit en het gaat Chandra niet meteen om een klassieke spanningsopbouw. De Indische auteur schrikt er niet voor terug om de lotgevallen van zijn hoofdpersonage 60 pagina’s lang in het vriesvak te stoppen voor een nevenplot over een schijnbaar bijkomstige figuur. En toch. Wie zijn hart verloren heeft aan India en wel houdt van kat- en muisspelletjes tussen politiemannen en gangsters zal ‘Godenspelen’ koesteren. Het is een heel actuele roman die het huidige politieke klimaat en de complexiteit van modern terrorisme uitstekend weet te vatten. Het is één van die zeldzame boeken waaraan je merkt dat er veel research aan voorafging en die toch niet al te volgestouwd zit met technische details die de vaart uit de plot halen. Chandra trok wel degelijk op onderzoek, al lijkt de erg minzame auteur niet meteen het type om gangsters met Godfather-allures te benaderen:
‘Slechts één keer was ik nerveus omdat ik met een loopjongen sprak die duidelijk gedrogeerd was en uitermate agressief reageerde. Eigenlijk waren de ontmoetingen met criminelen uit de lagere echelons meestal moeilijker omdat die kerels paranoïde zijn, ze slapen nooit meer dan één nacht in hetzelfde huis. Topgangsters gedragen zich als vlotpratende bedrijfshoofden en ze waren er allen op gebrand om mij hun voorgekauwde PR-lijnen te verkopen. De onvermijdelijke afsluiter bij dergelijke ontmoetingen was telkens: “Als je een probleem hebt, kom dan maar naar mij toe”. Die hoge pieten beseffen dat media-aandacht hen wel ten goede kan komen, ze vinden die interesse van buitenstaanders normaal. Straatjongens waren wel eens sceptisch. Zo was er een heel intelligente kerel die maar niet snapte waarom een ‘serieuze’ schrijver geïnteresseerd kon zijn in zijn leven. “Wat doe je hier in godsnaam? Je zou antwoorden moeten zoeken op de grote vragen in het universum”, zei hij.’
Toen Chandra begon aan ‘Godenspelen’ had hij een veel kleinschaliger project voor ogen. Hij wou een verhaal schrijven over straatcriminaliteit en maffiaoorlogen, maar realiseerde zich al gauw dat hij de waarheid geen recht aandeed met een lokale aanpak. ‘Godenspelen’ was in eerste instantie een verhaal over corruptie in al zijn vormen en kleuren: ‘Gedeeld belang was de smeerolie waarop de grote en kleine machines van de wereld liepen’, klinkt het in de roman. Zelfs hoofdpersonage Sartadzj Singh, een vrij integere politieman van middelbare leeftijd, bezondigt zich wel eens aan onfrisse praktijken. Toen Chandra begon te praten met mensen uit het milieu besefte hij snel dat hij over de Indiase grenzen heen moest kijken voor een actueel verhaal:
‘Mijn interesse voor criminaliteit in India werd aangewakkerd door ontmoetingen met politiemensen en misdaadjournalisten, die ik leerde kennen terwijl ik ‘Liefde en verlangen in Bombay’ (1997) schreef. Tijdens de late jaren 1990 nam de criminaliteit in Bombay steeds scherpere vormen aan en waren er meer en meer bendeoorlogen. Telkens weer kreeg ik te horen dat ik naar Delhi moest, als ik er echt meer over wou weten, of naar Kashmir, Punjab, Indonesië en Thailand. Ook al voor 9/11 werd het me duidelijk dat dit een roman zou worden over internationaal terrorisme. Vroeger was de onderwereld in Bombay een seculier milieu, alles draaide om geld en macht. Mensen met verschillende origines en religies streden zij aan zij. Dat zag je in de late jaren 1990 duidelijk veranderen, iedereen diende partij te kiezen. Het personage van Ganesj Gaitonde illustreert die evolutie. Aanvankelijk zegt religie hem niets maar om pragmatische redenen zal hij zich beginnen te profileren als een hindoegangster. Zijn nemesis in de roman, Soeleiman Isa, is een moslimgangster en ik baseerde hem grotendeels op een echte topman die vanuit Karachi opereert en wiens naam na 9/11 op de FBI-lijst met meest gezochte terroristen verscheen.’
Chandra verdiepte zich ook in internationaal terrorisme toen hij met zijn schoonbroer, een filmproducer in Bombay, werkte aan de Bollywoodfilm ‘Mission Kashmir’ (2000):
‘We praatten destijds met veel mensen van de militaire intelligentie en de naam Osama bin Laden dook telkens weer op. Onze film, een fictieprent met acteurs, ging over een mislukte aanslag en Osama bin Laden was er een enigmatische, duistere figuur in, een belangrijke geldschieter. Achteraf bekeken was dat wel bizar en angstaanjagend.’
Volgens Chandra is het extreme geweld in India geluwd tijdens de nasleep van de aanslagen op de WTC-torens in New York maar is dat niet meer dan een voorbijgaande fase:
‘Veel topmannen die van overzee opereren, figuren à la Gaitonde, dienden zich na 9/11 koest te houden. De Amerikanen aasden op hen en hun voetvolk werd door de Indiase politie serieus aangepakt. Toch ben ik ervan overtuigd dat dit niet meer dan een strategische terugtrekking is, een stilte voor de storm. Mensen die het wereldbeeld in ‘Godenspelen’ cynisch vinden, hebben volgens mij oogkleppen op. Ik ben geen pessimist maar ik geloof wel dat het met onze wereld eerst bergaf zal gaan voor er weer betere tijden aanbreken. De relatie tussen West en Oost zal er niet snel op verbeteren, beide kampen hebben extreme visies en de inzet is bijzonder hoog. Ik hoop dat de roman toont hoe begrijpelijk het is om tegenwoordig zo makkelijk te vallen voor goeroe’s en machtige religieuze leiders. Het zijn echt turbulente tijden in India en mensen zijn erg vatbaar voor een verhaallijn die hen houvast biedt. De goeroe in ‘Godenspelen’ biedt Gaitonde een coherente visie aan, een versie van zijn leven die fraaier is dan de werkelijkheid. Geen wonder dat Gaitonde valt voor de leer van die man.’
Wanneer ik Chandra vraag of hij nu beter begrijpt wat er allemaal speelt op internationaal vlak, aarzelt hij:
‘Ik zou mezelf geen expert willen noemen, ik heb eigenlijk vooral geleerd hoe ongelooflijk ingewikkeld het allemaal is. Wél is de manier waarop ik denk over criminele figuren serieus veranderd. Mijn films producerende schoonbroer werd ooit benaderd door onderwereldfiguren in Bombay die zijn nieuwste prent wilden financieren, een praktijk die In India schering en inslag is. Toen hij elke samenwerking weigerde, moest hij zijn huis laten bewaken en zijn kinderen werden door bodyguards tot aan de schoolpoort gebracht. Toen was ik werkelijk zo verontwaardigd dat ik geloofde dat alle gangsters monsters waren, raaksjas (demonen, km), zoals we in het Hindi zeggen. Nu zie ik dat anders. Ik besef dat de meeste van die kerels niet zo verschillend zijn van mij. De criminele onderbuik van Bombay is net zo goed mijn wereld, in zekere zin haal ik er zelfs voordeel uit. Of zoals een vriend van mij die over globale misdaad schrijft, beweert: ‘Je kan nooit grootschalige harde misdaad hebben als het establishment dit niet gedoogt.’ Ik denk dat we er niet goed aan doen om gangsters te demoniseren, zoals vaak het geval is in de media. Het interessante aan veel criminele figuren is dat ze zichzelf niet als slecht zouden bestempelen. Sommigen noemen zichzelf sociale revolutionairen of maatschappelijke werkers, die strijden voor ‘hun volk’. Een figuur als Gaitonde begrijpt eigenlijk ook niet goed waar hij aan begint, wanneer hij zijn eerste stappen in criminele kringen waagt. Ik vond het heel belangrijk om hem diepgang te geven en iets te vertellen over zijn armzalige sociale achtergrond. Eigenlijk zijn er meer gelijkenissen dan verschillen tussen de politiemannen in de roman en de gangsters.’

‘Godenspelen’ mag zich dan wel situeren in criminele middens, er treden fascinerende vrouwenfiguren in aan. Volgens Chandra is dat een realistische weergave van de feiten:
‘Indiase vrouwen leven in een vreemde paradox. Ze worden dikwijls onderdrukt en hebben harde levens maar binnen die context kunnen ze soms heel veel macht uitoefenen. Er lopen echt indrukwekkende vrouwen rond in dat milieu. Verder is het ook zo dat ik ben opgegroeid tussen sterke, onafhankelijke vrouwen en ik twijfel er niet aan dat zij mijn fictie hebben beïnvloed. Zelfs iemand als Sartadj’ moeder, die op het eerste gezicht niet meer lijkt dan een gedienstige echtgenote, zit ingewikkeld in elkaar. Ik geef haar een ruggegraat door iets te vertellen over het trauma dat ze meemaakte in 1947, toen Pakistan werd gecreëerd als een moslimstaat. Die historische dimensie is belangrijk omdat ze ook toont dat veel van onze huidige problemen teruggaan op het verleden.’
Eén van de interessantste vrouwen is Dzjodzjo, tv-producente en hoerenmadam ‘die haar contanten verdiende met het verkopen van jongeren aan de glibberige begeerten van mannen’. Zij voorziet Gaitonde van gewillige meisjes en één van hen wordt uiteindelijk een grote filmster. Chandra laat ons dan ook een kijkje nemen achter de schermen van de Bollywoodcinema, waarmee hij opgroeide en die hem nauw aan het hart ligt:
‘Mijn moeder en zus zijn scenarioschrijvers en mijn andere zus is filmrecensente dus ik voel me heel erg betrokken bij de Indiase filmwereld. Indiërs zijn dol op film en ik denk dat de filmtaal in Bollywoodprenten de enige taal is die we echt allemaal kunnen begrijpen. Veel van de grote vragen over ons land en over onze toekomst worden op het scherm uitgespeeld. ‘Godenspelen’ bevat veel liederen die in Bollywoodprenten de actie onderbreken. Indiërs kennen die liedteksten, ze zijn hen net zo vertrouwd als wereldberoemde popsongs voor westerlingen.’
Het gonst niet alleen van de Indiase filmtitels en songteksten in ‘Godenspelen’, het boek staat ook vol woorden uit het Hindi, Marathi en Urdu. Achteraan staat een verklarende woordenlijst van maar liefst dertig pagina’s. Vreesde Chandra nooit dat westerse lezers niet echt zouden doordringen tot zijn universum?
‘Ik weet dat het een heel Indiase roman is en dat wou ik ook heel bewust. Zelf ben ik eigenlijk geen voorstander van die woordenlijst in de Nederlandse vertaling want ik denk dat lezers intuïtief vaak kunnen begrijpen waar het over gaat. Toen ik klein was, keek ik met mijn vriendjes geregeld naar spaghettiwesterns en we misten heel wat van de referenties. Ik herinner me een western met een Thanksgivingscène en achteraf ruzieden we over die vogel op tafel. Dat kon toch geen kip zijn? In India hebben we namelijk alleen kleine kippen. Kalkoenen kenden we niet. We besloten dan maar dan het beest een gier was. Nu, eigenlijk is het allemaal niet zo erg als je iets mist, het is bijna overmijdelijk. Ik ben nu al jaren getrouwd met een Amerikaanse vrouw en ik doceer literatuur op Amerikaanse universiteiten en toch zeggen mijn studenten nog geregeld ‘Hé, je hebt het mis, je hebt het niet helemaal begrepen!’ Ik vind dat charmant. Voor mij is ‘Godenspelen’ echt een Indiase roman en het Engels dat de personages spreken is de taal die ik zou spreken in een bar in Bombay. Nu, het probleem is wel dat sommige personages Hindi spreken of een andere Indiase taal met een paar Engelse woorden ertussen. Maar praktisch gezien is het onmogelijk om een roman te schrijven die van Hindi overschakelt op Engels. Ik heb dus eigenlijk een Engelse vertaling gemaakt van de stukken die normaal in een Indiase taal zouden moeten. Nu, Indische lezers begrijpen wel wat de moedertaal van het personage in kwestie is, ze pikken de referenties wel op.’
Dat Chandra geen thriller volgens het boekje schreef, betekent nog niet dat hij geen respect heeft voor het genre. Hij had geen ironische, postmoderne pastiche voor ogen, maar speelt wel met genreconventies:
‘Ik werk graag met genres die ons vertrouwd zijn en waaraan ik dan een verrassende draai geef. Mijn vorige boek ‘Liefde en verlangen in Bombay’ was een verhalenbundel met een detectiveverhaal, een spookverhaal enzovoort. Ik heb respect voor die genres, al volg ik de regels niet slaafs. Voor dat spookverhaal heb ik zelf een prijs voor beste horrorverhaal gewonnen en ik was daar oprecht blij mee. Ik haal mijn neus niet op voor de zogenaamd ‘minderwaardige’ genres.’

Recensie:

Sartadzj Singh is een politieman van middelbare leeftijd die er tijdens de eerste helft van ‘Godenspelen’ als een geslagen hond bijloopt. Hij heeft een alcoholprobleem, is gescheiden en is ‘niet zo een beste hindoe’. Wanneer hij wordt opgetrommeld voor de arrestatie van topgangster Ganesj Gaitonde lijkt dit de zaak van zijn leven te worden. De schimmige Gaitonde, die al jaren in het buitenland leefde, is teruggekeerd naar Bombay en heeft zich in een atoomschuilkelder opgesloten. Nog voor Sartadzj hem te pakken krijgt, schiet de gangster zich door het hoofd. ‘Godenspelen’ volgt het onderzoek van Sartadzj, die gefascineerd is door de paranoïde, aan grootheidswaanzin lijdende topcrimineel. Wat bezielde de man en is er echt sprake van een atoomdreiging?
Parallel doet Gaitonde zijn verhaal dat terugkeert tot zijn kinderjaren. Wat deze roman zo aantrekkelijk maakt, is de veelheid aan verhalen en de oneindige reeks aan grillige figuren en karakters. Chandra is bijzonder bedreven in zijn beschrijvingen van het gespierde machotaaltje van de haantjes in het politiecorps, maar hij kan net zo goed gevoelig uit de hoek komen wanneer hij sociaal-economische miserie aanklaagt, zonder overigens in gepreek te vervallen. Chandra’s Bombay is een groezelige, bruisende en romantische stad, waar opportunisme de dagelijkse gang van zaken bepaalt. Zelfs sociale assistenten die in sloppenwijken werken, azen eigenlijk op een politieke loopbaan, zo blijkt. Dit is een roman die je beter snel uitleest want door de uitgebreide cast en de complexe gebeurtenissen dreig je anders de draad te verliezen. Laat je niet afschrikken door de gangdoes (klootzakken, km) en fatakdi’s (een knappe kerel, een spetter of een sexy vrouw, km) die hier het mooie weer maken. Ook wanneer je niet om de haverklap in de woordenlijst duikt, kan je bijna altijd goed volgen.

***

Vikram Chandra, Godenspelen. Vertaald door Marijke Emeis, Gerda Baardman, Karina van Santen en Martine Vosmaer, Mouria, 943 blz.

De auteur

Vikram Chandra (1961) is geboren in Delhi. Hij studeerde Engelse literatuur en film in de V.S. Eerder schreef hij de roman ‘Stromende regen en rode grond’ en de verhalenbundel ‘Liefde en verlangen in Bombay’.