Toni Morrison – Een daad van barmhartigheid (De Standaard)


Open wond

Een slavin staat haar enige dochter vrijwillig af aan een Nederlandse koopman. Toni Morrison hangt een somber beeld op van het 17de-eeuwse Noord-Amerika in ‘Een daad van barmhartigheid’.

Kathy Mathys

Morrisons nieuwe roman opent met een sterke scène. De zestienjarige Florens haast zich naar het westen van het land. Gejaagd door een scherpe wind die geurt naar sneeuw trekt ze door bossen waar zich beren schuilhouden. Florens is op zoek naar de smid die haar meesteres kan genezen. Ooit werkte de man, die over magische krachten beschikt, aan het huis van Florens’ meesteres. Het meisje werd verliefd op zijn vuurgeur. Florens hoopt niet enkel op een wonder voor Mevrouw, ze verlangt ook naar haar grote liefde. Morrison wisselt Florens’ koortsige monoloog af met stemmen van haar metgezellen en dat blijken vooral vrouwen te zijn. Florens’ Mevrouw, Rebekka, ligt ijlend in bed en denkt terug aan haar barre overtocht vanuit Europa. Haar leven in de Nieuwe Wereld beviel haar meteen. De regen is er schoon en zit niet vol roetvlokjes en haar echtgenoot, de Nederlander Jacob Vaark, is minzaam. Het paar voelt weinig affiniteit met hun buren, de strengreligieuze baptisten. Wanneer haar vier kinderen één voor één sterven daalt er ‘een onzichtbaar as’ over Rebekka neer. Vaark is een wees die na moeizame omzwervingen in Amerika terechtkwam. Hij neemt Florens over van een klant die zijn schulden niet kan aflossen. Vaark vindt mensenhandel verwerpelijk maar hij hoopt dat het kind zijn om haar kinderen treurende echtgenote gezelschap kan houden. Florens werkt zij aan zij met de Indiaanse Lina, die zich verbaast over de blanken. Ze kwamen ‘met hun talen die klonken als hondengeblaf (…) Aan de ene kant staken ze je huis in brand; aan de andere kant gaven ze je te eten, verzorgden je en zegenden je.’ Lina ontfermt zich over Florens en houdt haar uit de buurt van Sorrow, nog een wees die Vaark onder zijn hoede neemt. Lina gelooft dat de grillige Sorrow ongeluk brengt.
Wanneer Vaark sterft aan de pokken en een besmette vrouw achterlaat, zijn de vier vrouwen ‘een soort loslopend wild waar iedereen kon op jagen’. Het Amerika van de late 17de eeuw is een gure en wispelturige plek met grote klassenverschillen en allerlei vormen van slavernij. Het is een tijd waarin ‘schildpadden een langere levensverwachting hadden dan steden’. Vaark en zijn vrouw geloven dat ze als vrijdenkers kunnen leven. Ze hebben geen interesse voor religieuze kwesties en willen geen mensenbloed aan hun handen. Op haar ziekenbed twijfelt Rebekka of het wel een goed idee was om zo een eigenzinnige koers te varen. Net als alle personages in dit verhaal zit ze vol vragen en geknakte hoop. Florens worstelt vooral met de vraag waarom haar moeder haar afstond. De lezer krijgt een antwoord, het meisje niet.
In ‘Beminde’ bracht Morrison een variant op hetzelfde thema. Ze toonde een moeder die haar kind doodt omdat ze het een slavenleven wil besparen. ‘Een daad van barmhartigheid’ leest als een prelude op dat boek. Het Amerika waarin het verhaal speelt, biedt een ongerepter en chaotischer landschap. Toch zijn veel van Morrisons stokpaardjes hier aanwezig. Florens’ moeder vindt dat je als vrouw ‘een open wond bent die nooit geneest’. Volgens Lina kan een indianenvrouw de wereld nooit zelf vormgeven. Het zijn ideeën die Morrison-lezers vertrouwd in de oren klinken. Ook stilistisch is er niets nieuws onder de zon. Net als in ‘Jazz’ brengt Morrison monologen van de betrokkenen, die elk een heel eigen stem hebben. Voor Florens betekent dat bezwerend proza: ‘Hoe lang zal het duren zal ze verdwalen zal hij er zijn zal hij meekomen zal een vagebond haar verkrachten?’ Pionier Vaark of de wereldwijze Lina hebben een nuchter stemgeluid. Sommige personages zijn te schetsmatig, zoals de smid aan wie Florens haar hart verliest.
Morrisons beelden zijn nu eens suikerzoet – ‘zorgeloos als een varen in de wind’ – dan weer somber, zoals wanneer ze lege schoenen ‘geduldige doodskisten’ noemt. Het 17de-eeuwse pioniersland komt helemaal tot leven. Je hebt er vogels die groter zijn dan koeien en de insecten klinken er luider dan kerkklokken. Af en toe blaast Morrison je omver met een prachtbeeld. Wanneer Vaark zich op zijn ongemak voelt op een plantage schrijft ze: ‘Hij kon niet daar blijven, te midden van een stel slaven wier stilzwijgen hem het gevoel gaf alsof hij van grote afstand naar een lawine keek. Geen enkel geluid, terwijl hij zich sterk bewust was van een onhoorbaar gebulder.’
Met ‘Een daad van barmhartigheid’ keert Morrison terug naar de grote thema’s uit ‘Het lied van Solomon’ of ‘Het blauwste oog’. Het verhaal is begeesterend maar verrast niet genoeg om van dit boek een echte topper te maken.

***

Toni Morrison, Een daad van barmhartigheid, vertaald door Nicolette Hoekmeijer, De Bezige Bij, Amsterdam, 221 blz. Oorspronkelijke titel: A Mercy.