Nathan Englander – Het ministerie van buitengewone zaken (De Standaard)


Het verleden weggekrabd

Hoe verging het de Argentijnse Joden na de militaire coup van 1976? Joods-Amerikaans schrijver Nathan Englander schreef er met ‘Het ministerie van Buitengewone Zaken’ een hilarische en tegelijk dieptragische roman over.

Kathy Mathys

De gruwelijke oorlog die Argentinië in 1976 besloop, ging niet gepaard met veel luidruchtig vertoon. Het straatbeeld veranderde heel geleidelijk in Buenos Aires: steeds meer uniformen en helikopters, witgeschilderde muren en weggewerkte graffiti, steeds meer onopgeloste verdwijningen. De Joodse inwoners, die sowieso al het gevoel hadden dat ze er niet bij hoorden, deden alles om zo min mogelijk op te vallen. Zo ook Kaddisj Poznan, de sympathieke anti-held van deze indrukwekkende debuutroman. Hij is een hijo de puta die zich er niet om schaamt dat zijn moeder een prostituee was. Tijdens de jaren 1920 stikte het in Buenos Aires van de Joodse hoeren en pooiers die na hun dood op het kerkhof van de Welwillende Zielen terechtkwamen. Kaddisj komt aan de kost door in opdracht van hun rijke nakomelingen de familienamen op de grafzerken weg te krabben. ’s Nachts sluipt hij met hamer en beitel rond op het kerkhof, de schimpende woorden van zijn zoon Pato negerend. Die vindt zijn vaders louche handeltje maar niets en ruziet onophoudelijk met Kaddisj. Ze houden hun redetwisten enkel nog voor de vorm, om het vertrouwde ritme van hun woorden. Het is de twee al lang duidelijk dat ze nooit aan hetzelfde zeel zullen trekken. Kaddisj meent dat zijn klanten dwazen zijn die in de waan verkeren dat ze zich aan hun verleden kunnen onttrekken. Toch bezondigt hij zich aan dezelfde fouten als zijn omhooggevallen klanten en verraadt hij net zo goed zijn identiteit. Kaddisj laat zich namelijk een nieuwe neus aanpraten door een plastische chirurg die de grafschennis niet in contanten kan betalen. Volgens chirurg Mazursky zit het menselijk geluk in de neus: ‘In die reusachtige (Joodse) neuzen schiet het geluk heen en weer als een vuurvliegje in een pot. Het moet ingedamd worden.’ Kaddisj’ nieuwe neus is een juweeltje maar die van zijn vrouw Lillian lijkt op een kaalgeplukte kippenborst. Aan de hand van ironische humor en absurde dialogen zet Englander dit aandoenlijke Joodse gezin neer. Vooral de gesprekken tussen Kadisj en Mazursky doen je hardop schaterlachen.
In deel twee gaat het er minder vrolijk aan toe want dan komt Pato, die verboden boeken in de kast heeft staan, in handen van de militaire politie. De fragiele balans in het gezin geraakt helemaal verstoord, nu zoonlief van de aardbol lijkt weggeveegd. Lillian zoekt haar heil in legale oplossingen om Pato terug te vinden. In het kafkaeske ministerie van Buitengewone Zaken schiet ze urenlang wortel om dan uiteindelijk verstrikt te geraken in een bureaucratisch wespennest. Ze wendt zich ook tot buren en bekenden maar ‘het land wendt discreet de blik af, alsof de regering iets tussen haar tanden heeft zitten’. Lillians weigering om de eventuele dood van haar kind onder ogen te zien staat haaks op Kaddisj’ bijna manische zoektocht naar Pato’s stoffelijke overschotten. ‘Het ministerie van Buitengewone Zaken’ is dus zowel een verhaal over een diepe huwelijkscrisis als een scherpzinnig portret van een land waarin de vrijheid van de inwoners op subtiele wijze aan banden wordt gelegd. De nieuwe Argentijnse machthebbers bestempelen de verdwijningen van jongeren als ‘Wanderlust van hippiekinderen’. Over de dwingende nood aan oplettendheid schrijft Englander: ‘Het is alsof je in zee staat, met je gezicht naar het strand. Het is jouw verantwoordelijkheid om te weten wat zich achter je rug afspeelt’. In 1999 diende Englander zich met de verhalenbundel ‘Verlost van vleselijke verlangers’ aan als een waardige opvolger van Bernard Malamud. Met ‘Het ministerie van Buitengewone Zaken’ bevestigt hij zijn talent voor aangrijpende tragekomedie. Van zijn verhalencollectie komt dit jaar een nieuwe Nederlandstalige editie uit.

***

Nathan Englander, Het ministerie van Buitengewone Zaken, Anthos/Manteau, 396 blz.