Michael Chabon – De Jiddische Politiebond (De Standaard)


Politieverdriet in Alaska

Gewapend met een gezinsverpakking maagzuurtabletten en een fles slivovitsj trekt Joods politie-inspecteur Meyer Landsman ten strijde tegen maffiose sekten, heilige koeien en een gevaarlijke ex-vrouw. Applaus voor ‘De Jiddische politiebond’ van taaltovenaar Michael Chabon.

Kathy Mathys

In ‘The Simpsons Movie’ drijft een stommiteit van vader Homer het hele gezin richting Alaska. Zelf ben ik er nooit geweest maar het Simpsons-Alaska strookt met het vage beeld dat ik ervan heb. Je komt er wel eens een ijsbeer tegen, er valt sneeuw met hopen en er lopen diepzinnige types rond die met behulp van kruidenmixen en toverspreuken Homer in geen tijd weten op te lappen. Dat is het Alaska waar de Joodse bannelingen uit ‘De Jiddische politiebond’ van dromen, wanneer ze in 1948 Israël noodgedwongen verlaten. Ze dienen op te krassen uit Jeruzalem, een bloederig strijdtoneel waar afgehakte hoofden op telefoonpalen worden gespietst. Het Alaska, dat ze tot hun tijdelijke thuishaven maken, is echter een hoopje regenachtige ellende vol misnoegde indianen. Er valt in de verste verten geen iglo te bespeuren. Zestig jaar later wonen er al meer dan twee miljoen Joden in hoofdstad Sitka. Aan de relatieve rust dreigt een einde te komen, nu het autonome Sitka weer zal terugvallen aan de staat Alaska. Een snelle zoektocht op Wikipedia leert ons dat er momenteel nauwelijks 10 000 mensen in Sitka wonen en Joden zijn er al helemaal niet dik gezaaid. Net als Philip Roth dat deed in ‘Het complot tegen Amerika’ creëert Chabon dan ook een alternatieve versie van de bestaande geschiedenis. Bij Chabon vertrokken alle Joden in 1948 onder dwang uit Israël. Een atoombom verwoestte Berlijn tijdens de Tweede Wereldoorlog en Marilyn Monroe werd zowaar First Lady in de jaren 1960. De premisse van Chabons roman lijkt vergezocht maar heeft een historische basis. Tijdens de jaren 1940 overwoog president Roosevelt namelijk om Alaska open te stellen voor vervolgde Joden.
‘De Jiddische Politiebond’ is meer dan een ‘Stel dat’-roman waarin een schrijver aan De Geschiedenis morrelt. Het Joodse politiecorps in Sitka drinkt koffie die eerder dienst deed als darmspoelmiddel en zoekt zijn toevlucht tot mistroostige bars die ‘blauw zien van de rook van politieroddel en politieverdriet’. Voeg daar een cynische inspecteur aan toe die zijn leven uit handen liet glippen en je waant je in een noir-roman van Raymond Chandler. Meyer Landsman heeft het geheugen van een bajesklant en de drankzucht van een op dreef zijnde Bukowski. Zoals dat altijd het geval is in noir-verhalen heeft de held van dienst een loodzwaar verleden te torsen. Voor Landsman maken zelfmoord van de vader, een zware echtscheiding en een dodelijk ongeval van zijn enige zus deel uit van het pakket. Tot overmaat van ramp wordt Landsmans ex-vrouw Bina zijn rechtstreekse chef. Bina is een keiharde die ‘complimenten in ontvangst neemt alsof het blikjes fris zijn waarvan ze denkt dat je ermee hebt lopen schudden’. Toch is het duidelijk dat de twee nog steeds voor elkaar bestemd zijn en hun woordenspervuur knettert dat het een lieve lust is.
Wat hebben in regenjassen gehulde detectives en verdwaalde Joodse vluchtelingen met elkaar gemeen? Meer dan je zou denken. Ze voelen zich beiden de speelbal van het lot en vrezen ergens aan de rand van de wereld te zullen sterven. In het luizige hotel dat Landsman zijn thuis noemt, wordt een schaakgenie vermoord. Landsman en zijn neef en partner Berko bijten zich vast in de zaak die hen tot de hoogste regionen van de Amerikaanse regering zal voeren. Het slachtoffer eindigde als junkie maar ooit was deze zoon van de rebbe van een chassidische sekte een wonderjongen en misschien wel de langverwachte Messias.
Met de ambitieuze en naar mijn gevoel iets te ingewikkelde plot loopt het aan het eind wat mis, maar verder valt over dit boek alleen maar goeds te vertellen. Chabon houdt van ouderwetse verhalen. Dat bewees hij met zijn Pulitzer Prize-winnaar ‘De wonderlijke avonturen van Kavalier & Clay’, een liefdevolle hommage aan striphelden à la Superman en hun inventieve scheppers. Ook hier krijg je een flinke brok spanning – schietpartijen en nachtelijke achtervolgingen incluis. Chabon gaat niet voor de parodie en uit alles blijkt dat hij dol is op noir-verhalen. Zijn beschrijvingen van Landsman staan stijf van de genreclichés en toch zal je de Joodse inspecteur niet licht vergeten. Chabon voegt aan de bekende ingrediënten immers zoveel bitterzoete details toe dat Landsman zich uit zijn Chandleriaanse keurslijf wringt. Landsman is niet het enige onvergetelijke personage dat in Sitka rondhangt. Net als ‘Kavalier & Clay’ is dit een familiegeschiedenis waarin het lot van twee neven op bizarre wijze verstrengeld geraakt. Met de Joods-indiaanse Berko vormt Landsman een prachtige tandem. De gesprekken tussen familieman Berko en emotioneel woelwater Landsman zijn aandoenlijk en laten je nadenken over wat het eigenlijk betekent om Jood te zijn. Dit alles brengt Chabon in een taal die je constant naar de pen doet grijpen om bijzondere zinswendingen te noteren. Chabons beelden zijn op zijn zachtst gezegd excentriek en toch blijven ze ergens wel herkenbaar. Over de forensisische specialist: ‘Zijn gewelfde voorhoofd lijkt op zo’n koepelvormige bijenkorf die op middeleeuwse houtsneden symbool staat voor de nijverheid’. Over Berko’s baby: ‘Hij ruikt naar een schijfje appel dat bruin wordt’. Over de Joden in Sitka: ‘de ingevroren Uitverkoreren’. Taaltovenaar Chabon leeft zich uit met het tomeloze enthousiasme van een overenergieke kleuter. Wie Jiddisch kent, heeft er ongetwijfeld nog meer aan. De roman is oorspronkelijk geschreven in het Engels maar er staan heel wat Jiddische woorden in. Eigenlijk dienen we te geloven dat alle personages Jiddisch praten en enkel wanneer dat expliciet vermeld staat, zeggen ze iets in het Engels. Chabon dicht bestaande Jiddische woorden nieuwe betekenissen toe en vindt er ook nieuwe uit. Een politieman is een ‘shamas’. Een ‘shamas’ is namelijk de koster van de synagoge en een ‘shamus’ is Chandlerslang voor een privé-detective. Dergelijke grappen gaan aan een goj als ik helaas voorbij. Een pluim ten slotte voor de vertalers die deze heksentoer tot een meer dan voortreffelijk einde brachten.

****

Michael Chabon, De Jiddische politiebond, vertaald door Christien Jonkheer en Gerda Baardman, Anthos/Manteau, 415 blz., 19.95 €