M.J.Hyland – Waar je valt (De Standaard)


Rondwandelende leugendetector

In ‘Waar je valt’ van M.J.Hyland is een twaalfjarige jongen ervan overtuigd dat hij met wetenschappelijke zekerheid kan vaststellen wanneer mensen liegen. Zijn vermeende gave voert hem in troebele wateren.

Kathy Mathys

M.J.Hyland, een schrijfster van Ierse afkomst die na haar Australische jaren neerstreek in Manchester, debuteerde met ‘Hoe het licht binnenvalt’, een opmerkelijk verhaal over een zestienjarig meisje wier kansen op geluk gedwarsboomd worden door haar paranoïde gedachten. Ook in ‘Waar je valt’ – vorig jaar nog zeer terecht op de shortlist voor de Booker Prize – kruipen we in het hoofd van een verteller met een heel aparte kijk op de wereld. John Egan is een twaalfjarige met het lichaam en de zware basstem van een man, die op emotioneel vlak de kinderschoenen nog niet is ontgroeid. Hij heeft een bijna maniakele aandacht voor zintuiglijke details: de dwingende geur van thee en worstjes, de textuur van zomergras en de misselijkmakende stank van zweet en nylons. Ondanks zijn scherp waarnemingsvermogen ontgaan de meest fundamentele dingen hem. Hij is jaloers op de intimiteit tussen zijn ouders, voelt zich vaak buitengesloten en snapt niet hoe volwassenen elkaar de ene seconde in de haren zitten om daarna weer poeslief te zijn. Zijn beperkte aanleg voor menselijke relaties hindert hem ook op school, waar hij zich met een hartverscheurende radeloosheid vastklampt aan zijn enige vriend, die uiteindelijk ook afknapt op Johns heftigheid. John gruwelt van de middelmatigheid van zijn vader en hij wil bovenal uitzonderlijk zijn. Eén van zijn helden is Jean François Gravelet die in 1855 de Niagara Falls overstak op een touw. Wanneer John zijn vader op kleine leugens begint te betrappen, is hij ervan overtuigd dat hij een menselijke leugendetector is. Hij voelt zich draaierig en krijgt een branderig gevoel in nek en oren, als mensen liegen.
Na Oskar Schell uit ‘Extreem luid en ongelooflijk dichtbij’ van Jonathan Safran Foer en Christopher Boone uit Mark Haddons ‘Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht‘ is John Egan de derde jonge verteller uit de recente Angelsaksische literatuur in wiens hoofd het vreemd rondwandelen is. John is niet autistisch, zoals Boone, maar zijn intensiteit is beklemmend. Wanneer het grondig fout begint te lopen, voelt Johns blik soms erg claustrofobisch aan. Toch maakt Hyland geen freak van John Egan. Hij is een stuntelige puber die moeite heeft om menselijke gedragingen te decoderen: ‘Mijn moeder kan als een blad aan een boom omslaan, net als hij. Net als mijn vader is ze twee verschillende mensen geworden. Nu zijn het vier mensen. Vier verschillende mensen in plaats van twee.’ John ziet alles in zwart-wittermen en snapt niet dat je je als volwassene vaak in een grijze schemerzone begeeft, een plaats waar een leugen ook wel een glimp van waarheid kan bevatten. Dat mensen soms beter af zijn met een onwaarheid vindt hij al helemaal absurd.
Het verhaal komt heel rustig op gang, al voel je bij de eerste tafelscènes meteen dat één en ander goed fout zit. Wanneer grootmoeder Egan genoeg heeft van haar inwonende zoon en zijn kroost, trekken John en zijn ouders naar Dublin. Daar komt het gezin in een neerwaartse spiraal terecht en belanden ze in een smerige appartementsblok in Ballymun. De roman speelt zich af in de jaren 1970 en Hyland alludeert nu en dan op de economische crisis die Ierland toen in zijn greep had. Toch blijven haar referenties beperkt tot de details die John opvallen, de humor in de tv-serie Dr.Who bijvoorbeeld.
‘Waar je valt’ blijft in de eerste plaats een psychologische roman over een ontspoord gezin. Hyland laat doorschemeren dat de ouders net zo goed schuld hebben aan het drama als John. Zo verwijt Johns moeder haar zoon dat zijn obsessie met leugenachtigheid ziekelijk is en dat hij niks afweet van sociale interactie. Zelf vertrouwt ze haar kind echter ook informatie toe die helemaal niet voor kinderoren is bestemd. Hoe kan je communiceren met anderen? Het is een eeuwenoude thematiek maar Hyland geeft er een originele draai aan. Haar proza is eenvoudig – dat heb je nu eenmaal met twaalfjarige vertellers – en de schrijfster bezondigt zich niet aan verlokkelijke schoonschrijverij. Toch krijgen we dankzij Johns zintuiglijke fijngevoeligheid heel mooie dingen te lezen. Zo vertelt hij hoezeer hij houdt van fish & chips, vooral van hun geur. ‘Ik wou dat ik hun geur kon opeten,’ zegt John. Of over Johns nieuwe leraar: ‘Hij lijkt van harde materialen gemaakt, van staal en ijzer, spul dat niet makkelijk breekt. De meeste mannen in ons stadje lijken gemaakt van deeg of restjes koolraap.’

***
M.J.Hyland, Waar je valt, Mouria, 303 blz. Vertaald door Guido Golüke. Oorspronkelijke titel: Carry Me Down.