L.Perry Curtis Jr. – Jack the Ripper & the London Press (De Tijd)


Ripper-nieuws als historische spiegel

Meer dan 100 jaar geleden werd Londen opgeschrikt door een reeks gruwelijke moorden op prostituees in het Whitechapel-district. De dader werd nooit gevonden maar groeide onder de naam Jack The Ripper uit tot een mythe. Alleen al sinds 1960 werd in 30 publicaties op zoek gegaan naar de identiteit van de moordenaar. In de populaire cultuur werd de Ripper-saga eindeloos gerecycleerd, zoals onlangs nog in de Hollywoodverfilming From Hell. Perry Curtis’ Jack The Ripper & The London Press vormt in deze behandeling van het mysterie een buitenbeentje. Hij onderzocht de verslaggeving van de moorden in kranten omdat ze ons veel vertelt over de smaken en noden van het toenmalige publiek.

Kathy Mathys

Voor welstellende Londenaars uit de West End van de metropool was de zogenaamde East End, waarvan Whitechapel deel uitmaakte, een broeinest van criminaliteit en prostitutie. Hoe weerzinwekkend de Ripper-moorden ook waren, ze verrasten niet iedereen en verbreedden de kloof tussen de twee stadsdelen. Vanaf het midden van de 18de eeuw troepten immigranten samen in de East End en trachtten ze er te overleven als ambachtsman, kruier of straatverkoper. Tegen het midden van de 19de eeuw verpauperde het district door de enorme bevolkingsexplosie en door de crisis in de zijde-industrie. Oost en West groeiden steeds meer uit elkaar en schrijvers uit de gegoede middenklasse versterkten de discrepantie door de East End in hun werk te portretteren als een jungle vol ontaarde wilden. De gespleten persoonlijkheid van het hoofdpersonage in Stevensons klassieker Dr. Jekyll & Mr. Hyde wordt nu nog vaak geïnterpreteerd als een metafoor voor het verscheurde Londen.

De Victoriaanse pers

Om meer klaarheid te brengen in de verslaggeving over de Ripper-moorden zet Curtis de mechanismen van de Victoriaanse pers uiteen. Hedendaagse mediastudies, zoals die uit de jaren ’60 aan het Birminghamse Instituut voor Hedendaagse Culturele Studies, zijn bijzonder relevant voor een begrip van de werking van de Victoriaanse media. De Birminghamse Steve Chibnall meende dat de media uit de jaren ’60 en ’70 tal van geweldgolven creëerde. Ze vervlochten geïsoleerde feiten tot een coherent verhaal om politieke of andere doeleinden te dienen. Een duidelijke plot boeit de lezer/kijker uiteindelijk meer en daartoe bedienen nieuwsmakers zich van hyperbolen en speculatieve technieken. De Victoriaanse journalisten waren ook voortdurend op zoek naar een meeslepend verhaal. De Ripper-saga kende tal van hiaten en dode momenten die door de pers op een kleurrijke wijze werden ingevuld. Zo trachtte men alle aanslagen op vrouwen in het ruige East End in verband te brengen met de Ripper-zaak. Sommige boze tongen beweren zelfs dat de Ripper een journalist was, op zoek naar een sterk verhaal. Curtis’ meent dat dit niet meer is dan een fabeltje maar vermeldt wel de speculaties rond de eerste Ripper-brieven die hij richtte aan de verantwoordelijke voor de buurtwacht in de East End. Specialisten zijn verdeeld over de authenticiteit van de documenten, maar een aantal menen dat ze het werk zijn van sensatiehongerige reporters.
Er speelden ook andere elementen mee in de ontstaansgeschiedenis van de kleurrijke Ripper-reportages. Hoe vreselijk ook, de zaak was een goudmijn voor de Engelse pers, die sinds het midden van de 19de eeuw in de lift zat. Door technologische innovaties, prijsdalingen in het papier en een toenemende geletterdheid in de arbeidersklasse schoten nieuwe kranten als paddestoelen uit de grond. Naast de respectabele dagkranten zoals The Times en The Morning Post waren vooral de goedkope ‘penny papers’, die ‘s avonds werden verkocht, razend populair. Vergeleken met de oudere, traditionele dagkranten waren de avondedities met hun flitsende koppen, hun korte artikels en hun gekruide stijl veel aantrekkelijker voor het gros van de lezers. Radicale kranten als The Pall Mall Gazette en The Star baanden een weg voor de tabloids in het huidige Engeland. Ook de zondagskranten kenden een fenomenaal succes. Topper Lloyd’s Weekly had in 1880 een circulatie van 600 000 exemplaren en overtrof daarmee alle dagkranten. Ondanks het verschil in formaat, prijs en stijl hadden de penny papers en de elitekranten veel gemeen. Ze behandelden grotendeels dezelfde onderwerpen. Bovendien kopieerden avondkranten gretig van de ochtendpublicaties en plukten zondagskranten op hun beurt uit alle dagkranten. Alle media werden ook geïnformeerd door dezelfde recent opgerichte persagentschappen.
De strijd om de hoogste oplage was bikkelhard en verklaart ten dele waarom zelfs respectabele kranten tussen 1840 en 1880 veel gruwelijkere geweldscènes beschreven. Toch was horrornieuws geen Victoriaanse uitvinding. Vanaf 1650 publiceerde The Perfect Diurnall korte beschrijvingen van moord en doodslag. Ook pamfletten over dieven en criminelen werden gretig verslonden. Vanaf de jaren 1880 vormden de zogenaamde ‘sixpenny wonderfuls’, verhalen over passionele moord, een ernstige concurrentie voor kranten die nog meer de sensatietoer opgingen. De moord op bekenden of geliefden was de favoriete misdaad van redacteurs en hun lezers. 63 % van alle 19de-eeuwse moorden vielen binnen deze categorie en de Victorianen, met hun cultus van huiselijkheid, beschouwden deze misdaad als de meest verwerpelijke. De verslaggeving van moordhistories verliep meestal volgens het zelfde patroon en eindigde met de veroordeling van de crimineel en een moraliserende les voor de lezer.

De Ripper-moorden

Over het aantal Ripper-slachtoffers bestaat geen consensus maar de meeste theoretici houden het op 5. Na de moord op Mary Ann Nichols op 31 augustus 1888, volgden die op Annie Chapman, Elizabeth Stride, Catherine Eddowes en Mary Kelly, die als enige binnenshuis werd aangetroffen op 9 november van hetzelfde jaar.
De eerste moord op Nichols werd door de pers routineus behandeld als een afrekening van een pooier met een prostituee, een verhaal dat bevestigd werd door Scotland Yard. Bij het terugvinden van de zwaar verminkte Chapman brak de hel los. De Ripper-moorden gebeurden in een relatief korte tijdsspanne maar heel wat kranten rekten het verhaal en gebruikten jaren later de kleinste aanleiding om het weer op te dissen.
De persjongens van Fleet Street werden nauwelijks geïnformeerd door Scotland Yard, waardoor veel ruimte was voor gissingen, geruchten en fantasie. Door hun terughoudende opstelling kwam het politiecorps zwaar onder vuur te liggen in radicale en liberale kranten als de The Star, The Pall Mall Gazette en The Evening News. Deze lieten niet na inspecteur Warren te bestempelen als incompetent en militaristisch. In 1887 werd een staking door East End-arbeiders op Trafalgar Square op bloedige wijze de kop ingedrukt door Warrens manschappen, onder het goedkeurend oog van de minister van binnenlandse zaken, Henry Matthews. Deze zogenaamde ‘Bloody Sunday’ werd in 1888 nog door tal van kranten aangehaald als een teken van de onverschilligheid bij gevestigde orden tegenover de geteisterde East End. Dagkranten als The Morning Post en The Times namen Warren en Matthews dan weer in bescherming maar meenden wel dat het politiecorps versterkt diende te worden. Ze gaven de slachtoffers met hun zedeloze levensstijl de schuld van hun droevige lotsbestemming. Enkel de locale East End-kranten betoonden veel sympathie en medelijden voor de slachtoffers. Radicale en gematigde pers waren het wel eens over de nood aan sociale hervormingen in de East End. De verkrotte woningen, de corrupte huisbazen en de povere verlichting vormden het onderwerp van tal van artikels. Ook over prostitutie werd fel gedebatteerd. In tegenstelling tot de Franse wetgeving reguleerde de Engelse het lot van prostituees niet. Velen meenden dat prostitutie moest worden afgeschaft. Wie de hervormingen zou bekostigen, bleef onduidelijk maar heel wat rijke filantropen trachtten hun steentje bij te dragen. Vanaf de jaren 1890 zou de regering overgaan tot progressieve sociale hervormingen.
De verslagen van de moorden begonnen steeds met een nauwgezette beschrijving van de misdaadscène met het gemutileerde lijk. De duurdere dagkranten verlieten zich op een meer eufemistisch taalgebruik dan hun sensationele tegenhangers maar hun artikels werden in de loop van de saga toch steeds explicieter. Meestal volgden dan interviews met mogelijke getuigen, met vrienden en kennissen van de slachtoffers en verslagen van de verhoren tussen de rechter van instructie en de politiechirurgen.
Over de identiteit van de Ripper werden de laatste honderd jaar tal van waanzinnige theorieën gefabriceerd, waarvan sommigen zelfs een link met het koninklijk hof suggereerden. Kroonprins Albert zou volgens deze hypothese de getuigen van zijn geheim huwelijk met een prostituee hebben laten opruimen. De journalisten belast met de zaak spinden ook tal van verklaringen, de één al onwaarschijnlijker dan de ander. Vóór de publicatie van de zogenaamde Ripper-brieven in alle kranten, werd de crimineel meestal omschreven als een monster, een demon of een soort Dr. Jekyll. Vlak voor de eerste moord was trouwens een theateropvoering van Stevensons verhaal in première gegaan die snel werd afgevoerd omdat de hoofdacteur als een mogelijke verdachte werd getipt. Veel kranten verwezen naar het gedachtegoed van de Italiaanse gerechtelijke antropoloog Cesare Lombroso die beweerde dat er een verband was tussen het uiterlijk van de mens en zijn morele codes. Criminelen, meende hij, zagen er meestal uit als misvormde beesten. Richard von Krafft-Ebings Psychopathia Sexualis uit 1885 met nieuwe ideeën over lustmoord waren te shockerend voor veel uitgevers, die weliswaar weinig scrupules hadden in hun geweldbeschrijvingen maar voorzichtiger waren als het ging om seks. De nieuwe inzichten uit de psychologie en criminologie schreven crimineel gedrag toe aan sociale omstandigheden, armoede, alcoholisme en mishandeling. Ze probeerden de bekrompen inzichten van Lombrose aan de kaak te stellen maar vonden bij veel journalisten geen gehoor. Door de grote concentratie van Joden in Whitechapel werden zij al snel mogelijke verdachten. Na seks met een niet-Joodse vrouw zou de moordenaar een zuiveringsrite hebben uitgevoerd door de prostituees te doden. Ook andere vreemdelingen werden vaak gearresteerd en kranten schrokken niet terug voor xenofobische uitingen bij hun behandeling van de zaak. Sommige theorieën suggereerden dat het ging om een verbitterd slachtoffer van een geslachtsziekte of een epilepticus die tijdens een aanval bevangen werd door een woest-erotische roes.
De manier waarop de mannelijke pers rapporteerde over de verminkte vrouwenlichamen is in onze huidige berichtgeving ondenkbaar. Zelfs het meest sensationele rioolblad zou de verminkingen minder grafisch beschrijven. Toch waren er ook lacunes in de berichtgeving. Over de zware mutilaties van de geslachtsdelen en het verwijderen van de baarmoeder bij de slachtoffers bleven heel wat kranten vaag. De antieke gedachte dat de baarmoeder de geest en het lichaam van de vrouw beheerste, was nog in zwang in de 19de eeuw. Ze werd beschouwd als een grillig orgaan dat, wanneer het onbevrucht bleef, hysterie veroorzaakte. Rechter van justitie, Baxter, meende dat een waanzinnig Amerikaanse dokter de baarmoeders verkocht als onderzoeksspecimen, een theorie die door de meeste kranten werd verworpen. Sommige nieuwsmakers speculeerden dat kaarsen werden gemaakt van de baarmoeders die dieven gebruikten om de bewoners van te beroven huizen in slaap te wiegen, een verhaal dat stamde uit het oude Russische volksgeloof.

Lezers

Over de manier waarop mannen en vrouwen deze horrorverhalen lazen, bestaan weinig concrete gegevens. Wel rapporteerden sommige kranten het geval van een lezeres die na het lezen van een artikel in shock was en een paar dagen later stierf. De honderden lezersbrieven, vooral door mannen, die de kranten en de politie kregen naar aanleiding van de moorden, zijn wel onthullend. De meeste betroffen manieren om de moordenaar op te sporen. Slechts weinigen uitten een verontwaardiging over zoveel expliciet geweld in de verslaggeving. Victoriaans historicus Richard Altick meent dat het gebrek aan oorlogsnieuws onder koningin Victoria gecompenseerd diende te worden met andere gruwelverhalen, een theorie die Curtis ontoereikend vindt. Misschien was hun ervaring vergelijkbaar met die van horrorfans, die huiveren bij het zien van wreedheden maar hun ogen toch niet kunnen afwenden. Curtis citeert ook het werk van Cynthia Freeland die het meermaals had over de gelijkenis tussen pornografie en geweld omdat beiden onze honger naar vleselijke intimiteiten stillen. De gretige fascinatie had waarschijnlijk ook te maken met de onvertrouwdheid van het publiek met dergelijke moorden. De term seriemoordenaar werd pas in de jaren ’70 door de FBI geïntroduceerd en dat de Victoriaanse burger verbijsterd was door de monsterlijkheden is begrijpelijk. Hij deed er ook alles aan om zich van de moordenaar te distantiëren door te opperen dat een geciviliseerde Engelsman nooit de dader kon zijn.
Na 1888 bleven de Ripper-moorden stof bieden tot discussie. Net zoals de berichtgeving van de Victoriaanse pers getuigt van haar specifieke politieke agenda, injecteerden latere onderzoekers hun werk met persoonlijke ideeën en obsessies. In Amerika schreven vooral feministen over de Ripper als een symptoom van onze patriarchale samenleving. Dat dit niet altijd in even genuanceerde termen gebeurt, bewijst het werk van Judith Walkowitz, die de onverschilligheid van ordehandhavers tegenover Ripper-imitatoren in de jaren 1888 sterk uitvergrootte. In Groot-Brittannië bestudeerden vooral mannen de Ripper als een unieke slechterik en construeerden ze allerlei theorieën over zijn identiteit. Tussen deze twee kampen bestaat nauwelijks enige dialoog.
De Amerikaan L. Perry curtis, Jr., professor geschiedenis, moderne cultuur en media, vermijdt de speculaties die veel andere boeken over Jack The Ripper kenmerken. In zijn sterk empirische en intelligente studie onderworp hij 8 dagkranten, 4 zondagskranten en 3 locale uit het Londense ‘East End’ aan een kritisch onderzoek. Voorts onderbouwde hij zijn werk met inzichten uit studies over massamedia in de 19de en 20ste eeuw, criminaliteit, seriemoordenaars en Victoriaanse geschiedenis. Zijn boek biedt een interessante spiegel van de normen en waarden van de Victoriaanse maatschappij. Het horrorverhaal dat in 1888 in alle kranten breed werd uitgesponnen, behandelde immers ook prangende thema’s als sociale hervorming, xenofobie en antisemitisme.

L.Perry Curtis, Jr. – Jack The Ripper & The London Press – 2001,
Yale University Press, 354 blz., 40,72 euro,
ISBN 0 – 300 – 08872 – 8