Kleine helden (De Standaard)


Pockethelden

Kathy Mathys

‘Dankzij comic books wist ik al veel eerder dan de rest van de mensheid dat boosaardige buitenaardse wezens de plak zwaaien in het Witte Huis.’ Luid gelach klatert door de prachtige aula van Columbia University. Art Spiegelman speelt voor een vol huis. Met de allure van een stand-up-comedian loodst hij zijn gretige publiek door een eeuw Amerikaanse stripgeschiedenis. Rondom mij zitten New Yorkse studenten die geen plekje konden versieren voor Spiegelmans collegereeks over strips. Speciaal voor hen geeft de striptekenaar vanavond een ‘Best of’ met de leukste anekdotes en vinnigste grappen. Spiegelman, bekend van ‘Maus’ en ‘In the Shadow of No Towers’, spreekt met de neurotische snelheid van een Woody Allen-personage. Als kind haalde hij al zijn wijsheid uit strips, vertelt hij. Betty & Veronica leerden hem iets over seks, Donald Duck over geld en Snoopy over filosofie. Van the Yellow kid, Amerika’s eerste krantenstripheld, walst Spiegelman verder naar de superhelden van de jaren 1930 en 1940. De meesten van hen vond hij flauwe aanstellers, behalve Stardust the Super Wizard. Hoezeer Spiegelman ook de draak steekt met de stereotiepen en voorgekauwde grappen in strips, toch spreekt zijn liefde voor het medium uit alles wat hij zegt. Meer nog, strips zijn serious business voor Spiegelman, die sommige tekenaars als echte kunstenaars ziet. Ze hebben een gevoel voor ritme dat ook jazzmusici in de vingers zit. Striptekenaar Robert Crumb schreef ooit dat strips niet meer zijn dan ‘lines on paper’. Spiegelman geeft hem gelijk maar voegt er meteen aan toe dat veel romans minder diepgang hebben dan zijn favoriete strips.
Spiegelman heeft een voorliefde voor kleine, realistische personages. Geen wonder dat hij vol lof is over de hedendaagse Amerikaanse garde: Chris Ware, Daniel Clowes en Adrian Tomine, om de bekendsten te noemen. Hun personages scheren niet door het New Yorkse luchtruim om stadsgenoten uit de klauwen van snoodaards te halen. Hun heldendom reikt nauwelijks verder dan hun voortuin. De titel van Adrian Tomines nieuwste ‘Shortcomings’ (tekortkomingen, km – Faber and Faber) spreekt boekdelen. Ben is een Japans-Amerikaanse bioscoopuitbater met een obsessie voor blanke meisjes, Alice een lesbische studente die van het ene campusbed naar het andere fladdert en Autumn een verlegen performanceartieste die kussen vies vindt. Tomine tekent hun bitterzoete levens in naturalistische stijl. Zijn obsessieve en onzekere personages kletsen nogal wat af. Toch stokt de communicatie dikwijls, vooral tussen koppels. Tomine plaatst hen meestal naast elkaar in het frame, zonder dat de twee elkaar aankijken. In ‘Hawaiian Getaway’ vraagt een meisje zich af of er soms een bordje boven haar hoofd hangt met de tekst ‘Waarschuwing: vermijd contact met deze persoon’. Ze bereikt de buitenwereld enkel door te bellen naar de publieke telefooncel die ze vanuit haar slaapkamerraam ziet. Ook tussen de lakens laten Tomines figuren het vaak afweten. Zelfs de meest zelfverzekerde dekhengst is niet veilig in Tomines ontluisterende universum.
Nog meer fragiele helden vond ik onlangs in de nieuwste collectie van schrijfster Deborah Eisenberg. Zij tekent geen strips maar de thematiek van haar zevende verhalenbundel ‘Twilight of the Superheroes’ (Picador) sluit helemaal aan bij die van Tomine. Op de cover van het boek staat een tekening van een superheld die een traan wegpinkt. Hij houdt zich schuil op een wolkenkrabber en kijkt vol droefenis naar een dakterras dat uitgeeft op Ground Zero. In het titelverhaal, dat drie jaar na 9/11 speelt, maken de dakterrasbezoekers macabere grappen over het vieze gruis in hun cocktailglazen. Superhelden laten het afweten in het nieuwe New York, een stad die volgens Eisenberg minder weerbaar is dan altijd wordt gezegd. Haar personages keren terug naar de melancholische zekerheden uit hun jeugd. Nathaniel tekent in zijn vrije uurtjes de stripreeks ‘Passivityman’, over een anti-superheld die met de handen in het haar zit. Hoe kan hij de mensen nog redden, nu hun problemen zo complex en veelgelaagd zijn? Kunst-en-vliegwerk langs de New Yorkse skyline of een robbertje vechten met slechteriken in zwart-wit volstaan al lang niet meer. 9/11 is in de andere verhalen minder of zelfs helemaal niet aanwezig. Wel zijn Eisenbergs personages allemaal kleine helden. Net als die van Tomine sprokkelen ze hun mini-avonturen binnenskamers of om de straathoek. Ze modderen maar wat aan. Ze doen hun best en net daarom weten ze ons zo te raken, deze pockethelden voor de eenentwintigste eeuw.