Kiran Desai – De erfenis van het verlies (De Standaard)


Vijf vragen die we dringend moeten stellen over

Kiran Desai

Kiran Desai werd vorige week de jongste winnares van de Booker Prize ooit. Is ‘De erfenis van het verlies’ de gedroomde winaar van de meest prestigieuze prijs voor Engelstalige literatuur?

Kathy Mathys

1. Waarom was de jury zo in de wolken over dit boek?

Aan de toekenning van de prijs ging volgens de jury ‘een gepassioneerde discussie’ vooraf. Dat Desai uiteindelijk bekroond werd, weet de jury aan het humanisme en de wijsheid van haar roman. Desai werd ook geprezen om ‘de komische tederheid en de sterke politieke relevantie van “De erfenis van het verlies” ‘. Het dient gezegd, de meeste quotes in het juryrapport houden wel steek. Desai’s verhaal over vluchtelingen, ontheemden en politiek-sociale wanverhoudingen is prangend actueel en bijzonder genuanceerd. Desai brengt een wijdlopig verhaal dat zich afspeelt in 1986 maar zijsprongen maakt naar het verleden van haar rijke schare aan personages. Centraal staat de zeventienjarige Sai die in Kalimpong, in het Noord-Oosten van de Himalaya, staat te trappelen van ongeduld om aan het leven te beginnen. Ze woont samen met haar grootvader, een verbitterde rechter, en hun kok. Het roerloze leven van dit drietal wordt opgeschrikt door de guerillaoorlog van Indiase Nepalezen. Desai wisselt het Indische luik van haar roman af met het verhaal van Biju, de zoon van de kok, die in New Yorkse restaurantkeukens en hotdogkramen spaargeld bijeen tracht te scharrelen en droomt van een verblijfsvergunning.

2. Is dit boek even ernstig als de titel doet vermoeden?

Ja, toch wel. Desai neemt behoorlijk wat hooi op haar vork met een roman die toont hoe de geschiedenis zich op genadeloze wijze herhaalt en hoe moeilijk het is om bepaalde patronen te doorbreken. De rechter kreeg in 1939 de kans om te studeren aan de universiteit van Cambridge maar hij sleepte de schaamte om zijn armoedige Indiase afkomst met zich mee. De vernederingen die hij doorstond in Engeland tracht hij te vergeten bij zijn terugkeer naar India. Hij meet zich zelfs Engelse maniertjes aan en zweert bij thee met scones. Maar zijn demonen overvallen hem op onbewaakte momenten, vooral wanneer hij herkenbare verhalen over zijn landgenoten hoort. Zo zijn er heel wat parallellen tussen het verhaal van de rechter en dat van Biju in New York, ook al speelt het zich een halve eeuw later af. Net als de rechter leeft Biju een angstvallig schaduwbestaan en houdt hij zich schuil uit vrees te worden uitgelachen. Na een paar jaar in de stad heeft Biju nog geen glimp opgevangen van het Vrijheidsbeeld. Hij leeft ondergronds in de oververhitte keukens van dubieuze eetgelegenheden. Zijn collega’s zijn vooral kleurlingen met een al even uitzichtloze toekomst. Desai is slim genoeg om het niet enkel te hebben over de scheve machtsverhoudingen tussen kleurlingen en blanken. Zo behandelt de rechter zijn kok als een slaaf en wordt Biju uitgebuit door een Indiër die het al iets verder schopte dan hij.
Desai heeft het ook over de manier waarop mensen steeds weer leugens verzinnen om hun miezerige levens van een laagje vernis te voorzien. De kok verzint een heroïsch verleden voor de rechter, in de hoop dat ook zijn eigen bestaan op die manier wat meer glans krijgt. Noni, Sai’s privé-lerares die zich superieur voelt omdat ze in Engeland verbleef, klampt zich vast aan de koloniale fantasie van ‘een romantisch leven te leiden onder een bepaalde lichtinval’. Ook op het politieke vlak is er sprake van herhaling. Wanneer de rebellen herrie beginnen te schoppen, stelt Desai de vraag of hun woede nieuw is of slechts een heropflakkering van eeuwenoude grieven.

3. Is er ook ruimte voor humor?

Gelukkig wel. ‘De erfenis van het verlies’ is serieus en bij momenten somber maar het is niet compleet uitzichtloos of cynisch. Desai zet haar personages met veel mededogen neer en de figuur van Sai toont ons dat er ook minder deprimerende scenario’s mogelijk zijn voor de toekomst. Desai is vooral bedreven in mildere vormen van humor. Bij haar vind je geen ironische kwinkslagen of snedige oneliners. Toch kan ze scherp uit de hoek komen, bijvoorbeeld in deze beschrijving van een Indische die naar de V.S. immigreerde ‘vol hennakrullen en -stippen, en in haar sari zoveel goud dat elke metaaldetector op het vliegveld afging – en nu was ze hier, in een wit broekpak, met kortgeknipt haar, een beautycase, en kon ze de macarena dansen.’
Desai’s beschrijvingen zijn vaak speels en komisch: ‘Bij het tandenpoetsen merkte Sai dat haar borsten wiebelden als twee gelatinepuddinkjes die op een drafje naar tafel worden gebracht.’
De kibbelende Indiërs, die niet voor elkaar willen onderdoen wanneer het om de familie-eer gaat, zorgen ook voor komedie en Desai demonstreert geregeld dat ze een goed oor heeft voor dialogen.

4. Doet dit verhaal je hart sneller slaan?

Helaas, hier knelt het schoentje. Van een Booker Prize-winnaar mogen we meer verwachten dan politieke relevantie en een hoge sociale betrokkenheid. Desai slaagt er niet in om de personages echt tot leven te laten komen. Ze blijven abstracties, pionnen binnen een verhaal over machtsmisbruik. Desai zet de verschillende bevolkingsgroepen die in het post-koloniale India met elkaar in de clinch gaan keurig neer. Zo staat Noni, met haar voorliefde voor Marks and Spenceronderbroeken, voor het type dat terugverlangt naar het koloniale tijdperk. Gyan, Sai’s privé-leraar met wie ze een romance heeft, is dan weer de verongelijkte Nepalees die zijn rechten wil opeisen. Enkel Sai is meer dan de belichaming van een idee. Haar ontluikende liefde voor Gyan is misschien minder wereldschokkend of belangrijk dan de politieke kwesties in dit boek, maar ze sleept je wel meer mee. Een ander probleem van dit boek is zijn brede canvas. Op zich is er natuurlijk niets mis met een epische vertelling maar Desai voert massa’s personages ten tonele, van wie ze de volledige stamboom geeft om ze dan na één bladzijde weer af te voeren. Niet meteen bevordelijk voor de coherentie en de meeslependheid. Dat Desai een belangrijk verhaal vertelt, daaraan twijfelt geen mens. Maar een goede roman heeft meer nodig dan een indrukwekkende politiek-sociale agenda.

5. Is er een reden om deze roman toch te lezen?

Er zijn er zelfs twee. Wie houdt van genuanceerde, macroscopische verhalen over politieke wantoestanden, zal dit boek kunnen appreciëren. Tenzij je echt behoefte heeft aan een meeslepende plot, wel te verstaan. En dan is er ook nog Desai’s vertelstem die heel origineel is en deze roman alsnog op een hoger niveau tilt. Het is niet makkelijk om Desai’s stijl onder één noemer te vatten. De New Yorkse episodes bestaan uit korte, levendige zinnen, de Indische uit trage, barokke beschrijvingen van bamboeheesters en giftige doornappels. Desai’s beschrijvingen van het waterbrakende seizoen van de Moesson zijn heel knap: ‘In de keuken klapperde de godenkalender van de kok tegen de muur alsof er leven in zat, een en al armen, benen, demonische hoofden, gloeiende ogen.’
Maar Desai gaat beslist niet altijd de barokke of mysterieuze toer op. De eerste fysieke toenadering tussen Sai en Gyan vat ze sober en aangrijpend: ‘Sleutelbeenderen, wimpers en kinnen. Knieën, hielen en voetholte. Lenigheid van vingers en tenen’ Slotsom: Kiran Desai’s roman roept een afstandelijke bewondering op maar beroert je te niet en dat hadden we van een Booker Prize-winnaar toch wel verwacht.

**

Kiran Desai, De erfenis van het verlies. De Bezige Bij, Amsterdam, 430 blz. Oorspronkelijke titel: The Inheritance of Loss.

De auteur

Kiran Desai (1971) werd geboren in India en woonde en studeerde in India, Engeland en de Verenigde Staten. Haar debuutroman was ‘De goeroe in de guaveboom’.