Keith Ridgway – Beesten (De Standaard)


Het wriemelende duister

Zijn onze comfortabele iPod-leventjes niet meer dan een angstvallig vluchtscenario? En wat vind je onder het flinterdunne laagje vernis dat ons afschermt van een rauwer bestaan? Allemaal beestjes, zegt de Ierse auteur Keith Ridgway.

Kathy Mathys

Wie net als ik een zwak heeft voor horrorfilms, kreeg de vraag ongetwijfeld al gesteld van zijn intellectuele medemens. ‘Waarom verspil je daar je tijd aan?’ Ik kan wel een handvol redenen bedenken waarom ik me af en toe onderdompel in zombieballetten of insektenplagen, de ene al verfijnder dan de andere. De allerbelangrijkste is meteen ook de reden waarom ik hield van Keith Ridgways ‘Beesten’: goede horrorfilms slaan onze o zo fragiele zekerheden aan diggelen. Of het nu gaat om de psychopaat met het hakmes of het aan radioactieve diepten ontsproten monster, ze rijten het lappendeken dat we onze beschaving noemen stuk. Keith Ridgway voert geen wansmakelijke gedrochten ten tonele maar hij laat wel zien hoe broos we eigenlijk wel zijn.
Het begint allemaal met een muis op straat. De naamloze verteller, een cartoonist die vooral dieren tekent, is geïntrigeerd door de aanblik van het dode diertje. ‘Ik moest het kadaver beroeren (…) weten in hoeverre het zou sidderen of meegeven, hoe stug het zou zijn – de mogelijke vloeibaarheid van de inwendige delen testen.’ De muizenepisode die de eerste achttien pagina’s beslaat, zet meteen de toon voor een verontrustend verhaal over een man die geleidelijk aan de pedalen verliest. De cartoonist vraagt zich af of het toeval is dat hij net voordien een vrouw een muizenval zag kopen. Even krijg je hierdoor de indruk dat dit weer zo een roman over toeval en lotsbestemming wordt, een Paul Auster light voor zoekende dertigers. Gelukkig heeft Ridgway een eigen stem en het traject dat hij voor zijn cartoonist in petto heeft, verrast tot op het einde. Ridgway speelt met horrorconventies wanneer hij de man getuige laat zijn van een dodelijk ongeval in een zwembad of hem tracteert op een harige spin in de douche. De cartoonist begint zelfs dingen te zien die er niet zijn, bloeddorstige honden om er maar één te noemen. Ook al weet je als lezer dat de man op zijn minst licht paranoïde is en aan waanvoorstellingen lijdt, toch zijn veel van zijn gedachten confronterend. Zijn obsessieve aandacht voor de meest waanzinnige details, zijn fascinatie met dood en aftakeling en zijn angst voor een gebrek aan originaliteit houden je helemaal in de ban. Zo vraagt hij zich af of de angst die hij in het zwembad voelt wel echt is, of hij niet eerder één of andere voorgekauwde Hollywoodversie van angst door zijn lijf voelt sidderen. Het is beklemmend ronddwalen in het hoofd van de cartoonist maar gelukkig zoekt hij tijdens zijn helletocht boeiende figuren op die ook sleutelen aan hun eigenzinnige versies van de werkelijkheid. Zo is er een kunstenares die reacties verzamelt op de leugens die ze de wereld instuurt, een tv-beroemdheid die op een bizarre manier vecht tegen artificialiteit en een gehaaide marktingkerel die terrorisme beschouwt als de trend die het kapitalisme een boost zal geven. Ridgway heeft wel degelijk iets te vertellen en hij doet dat op een manier die zowel spannend, intelligent, nachtmerrieachtig als hilarisch is.

***
Keith Ridgway, Beesten. Vertaald door Adriaan Krabbendam, Manteau/ Meulenhoff, 270 blz.