Jonathan Safran Foer interview (De Standaard)


Opgesloten in de wolkenkrabber

In “Extreem luid en ongelooflijk dichtbij” tracht de elfjarige Oskar Schell het geheim te ontcijferen dat zijn vader, die omkwam in de WTC-torens, meenam in het graf. ‘Toch is dit niet enkel een roman over de gebeurtenissen op 11 september, ‘ stelt auteur Jonathan Safran Foer.

Kathy Mathys

Jonathan Safran Foer is een geboren New Yorker, die inspiratie put uit de jachtige sfeer in de stad. Foer werd geboren in 1977 als kind van seculiere joden, die hem de boeken van Philip Roth en de films van Woody Allen leerden kennen. De fel bewogen voorgeschiedenis van Foers familie – Europese joden die tijdens de oorlog moesten vluchten – vormde een taboeonderwerp. Pas tijdens het schrijven van zijn debuutroman “Alles is verlicht” begon Foer te graven in het verleden van zijn voorouders. Met “Extreem luid & ongelooflijk dichtbij’ lijkt Foer op het eerste gezicht andere paden te bewandelen, al blijft hij trouw aan de thema’s die hij in zijn eersteling introduceerde: het belang van liefde en familiebanden en de complexiteit van menselijke communicatie.

“Extreem luid & ongelooflijk dichtbij” wordt bestempeld als een post-9/11-roman. Vindt u dat ergerlijk of beperkend?

Eigenlijk denk ik niet dat er zoiets bestaat als een apart post-9/11-genre. In wezen refereert bijna elk boek dat nu verschijnt in de V.S. aan de gebeurtenissen van 11 september. Het is niet zo dat ik een bewuste beslissing heb genomen om over die tragedie te schrijven, maar ik voelde dat ik er uiteindelijk toch bij terecht zou komen. Volgens mij is het tegenwoordig bijna logischer om als schrijver in je werk te reflecteren over 11 september dan om erover te zwijgen.
Ik begrijp wel dat publicisten het handig vinden om een etiket te plakken op een roman maar toch is “Extreem luid & ongelooflijk dichtbij” zoveel meer dan een boek over die fatale dag in New York. Als schrijver denk ik meer in termen van thema’s dan in termen van plot of feiten. Wat er nu precies allemaal gebeurt in de roman is voor mij minder essentieel dan de vragen die ik stel. Dit is vooral een roman over verlies en de rol van de verbeelding. Kan de verbeelding wonden helen en in welke mate? Is het eigenlijk wel verantwoord om mij in een kamer op te sluiten en verhalen te verzinnen? Dat zijn de vragen die mij als schrijver sterk bezighouden en die ook hun weerklank hebben in het boek.

Oskars moeder praat over de dood van haar man in versluierde bewoordingen. Ze vindt het storend dat Oskar het heeft over het dode lichaam van zijn vader, bedolven onder het puin. Is er een tendens om te spreken over 9/11 in eufemistische termen?

Ik denk het wel, al zijn het vooral de media die zich daaraan schuldig maken. Vlak na 11 september was er een enorme bezorgdheid om wat je al dan niet kon zeggen of tonen. De tv-fragmenten over 11 september die wij zagen, waren minder expliciet dan die in Europa. Ik begrijp wel dat je kinderen niet wil traumatiseren door dode lichamen te tonen. Toch kregen wij een vertekend beeld van de feiten. Het werd pas echt kras na het incident met Janet jacksons blote borst. Zelfs de kwaliteitskranten sponnen dat verhaal wekenlang uit op de frontpagina’s. Van dode soldaten in Irak of vluchtelingen in Afghanistan krijgen we geen glimp te zien, terwijl fait divers tot belachelijke proporties opgeblazen worden. Natuurlijk dachten de tv-stations ook al voor 11 september heel goed na over de manier waarop ze een nieuwsitem brachten, maar de laatste jaren is het veel erger geworden. Zelfs zogenaamde kwaliteitskranten kunnen niet beweren dat ze aan onpartijdige verslaggeving doen. Maandenlang had de New York Times het over massavernietigingswapens in Irak en ze hebben daarvoor geen enkel excuus. Het probleem zit hem natuurlijk ook voor een stuk in de commercialisering van onze media. Of er nu nieuws is of niet, ze moeten hun kijkcijfers halen. Als schrijver bekleed ik een totaal andere positie. Wanneer ik niets te vertellen, zwijg ik. Nu heb ik bijvoorbeeld geen roman in mij en ik weet niet of er nog wel een volgende komt.

Hebben de gebeurtenissen van 11 september blijvende sporen nagelaten in de stad? Het beeld dat u oproept van New York is niet grimmig, eerder romantisch.

Eigenlijk heeft New York zich verbazend goed en snel hersteld. Het is een stad met een enorme weerbaarheid waar nooit echt lang sprake zou kunnen zijn van lijden. Vlak na 9/11 waren de inwoners wel wat vriendelijker en opener tegenover elkaar maar nu zijn we opnieuw in onze oude patronen hervallen. New York is een heel productieve stad, een plaats waar geld moet rollen. Wanneer mensen het nu hebben over Ground Zero hoor je vooral vragen over hoeveel vierkante meter kantoorruimte er zal zijn. Misschien lijkt zo een attitude nogal cynisch maar ik denk wel dat de gedreven atmosfeer in New York het helingsproces heeft versneld. In “Extreem luid & ongelooflijk dichtbij” wou ik vooral een ander facet van de stad beklemtonen: New York als een mythische plek. Sommige mensen vragen me of de roman een liefdesverklaring is aan de stad en dat is het niet echt. New York is wel zowat de meest onwerkelijke en tot de verbeelding sprekende stad die ik ken. Daarom heb ik een aantal verhalen ingelast over mythische plekken in de stad, de Empire State Building en Central Park.

De verteller van uw roman is een wat ongewone elfjarige jongen. In hoeverre is Oskar een realistisch personage?

Oskar is inderdaad een bijna mythologische figuur. Technisch gezien is Oskar elf maar eigenlijk is hij bijna leeftijdloos. Ik wou absoluut de vertelstem van een kind omdat kinderen minder zelfbewust zijn. Ze zeggen gewoon wat ze denken. Na 9/11 gedroegen de meeste volwassenen zich weer even als kinderen en waren ze een stuk openhartiger.
Als lezer moet je Oskar niet zien als een realistische figuur. Ik ben dan ook geen sociaal-realistisch schrijver. Waar het mij vooral om gaat, is het effect dat mijn romans hebben op de lezer. Mijn boeken zijn heel evocatief en de respons van de lezer is belangrijker dan de inhoud van de verhalen. Ik heb er dan ook niets op tegen om bepaalde realistische elementen op te offeren om een bepaalde reactie uit te lokken. Voor mij zijn verhalen die geen emotionele respons teweegbrengen inferieur, ze zijn niet essentieel. Boeken die over de raciale, culturele en nationale grenzen heen mensen raken, zijn de enige die echt van belang zijn.

Waarom combineerde u Oskars verhaal met dat van zijn grootouders, die de bombardementen in Dresden overleefden?

In Amerika heeft men constant de neiging om te praten over 9/11 buiten elke historische of globale context, alsof het de enige tragedie was die ooit plaatsvond. Door te schrijven over Dresden geef ik het verhaal een historische dimensie. Ik wou de twee niet in detail vergelijken, al hoop ik wel dat de lezer zich zal afvragen of de twee situaties al dan niet gelijkaardig zijn. Velen zeggen dat Dresden gruwelijk was omdat zoveel burgers omkwamen maar dat de nazi’s het verdienden. Ook over Amerika hoor je die opmerking: het is hun verdiende loon na wat ze op wereldvlak allemaal uithaalden de laatste jaren.
Ik krijg soms kritiek omdat ik schrijf over gebeurtenissen die ik zelf niet meemaakte en dat maakt me erg kwaad. Mag ik niet schrijven over een echtscheiding omdat me dat nog niet overkwam? Dat is toch compleet belachelijk. Fictieschrijvers moeten net gebruik maken van de ongelofelijke vrijheid om in de huid van een ander te kruipen. Ik vind dat die vrijheid net zo goed geldt voor het schrijven over gruwelijkheden, of het nu gaat om de holocaust of een terroristische aanslag. Schrijvers mogen die heikele onderwerpen nooit uit de weg gaan. Integendeel, we zouden zelfs vertalers naar Irak moeten sturen die honderden boeken terugbrengen over wat daar echt gebeurt. Die alternatieve stemmen zijn echt van essentieel belang deze dagen. We willen toch zeker niet dat Bush onze nationale verhalenverteller wordt? Ik vind dat literatuur een rol te vervullen heeft als het gaat om de grote mondiale en politieke vraagstukken. Misschien mislukt een schrijver wel in zijn opzet en publiceert hij een rotboek. Dat is minder belangrijk dan het feit dat hij het in alle vrijheid heeft geprobeerd.

“Extreem luid & ongelooflijk dichtbij” heeft een opvallende vorm. De roman bevat foto’s, witte of nauwelijks beschreven bladzijden en de regelafstand verandert soms. Is taal dan ontoereikend?

Geen enkele gebeurtenis in de geschiedenis is zo vaak getoond als de aanslag op de WTC-torens. Wanneer je terugdenkt aan die dag, dan heb je allicht vooral herinneringen aan het kijken naar die bijna surreële beelden. Het is dus duidelijk een verhaal met een visuele taal en dat is één van de redenen waarom ik foto’s wou. Verder is het ook zo dat ik vooral een krachtige roman wou schrijven en alles wat mijn verhaal meer spieren gaf, gebruikte ik. Het kon me niet schelen of ik slim, nieuw of interessant klonk. Het enige wat ik wou was een luide, krachtige vertelstem. Een vriend van mij wou ooit als verjaardagsgeschenk dat zijn favoriete zanger recht in zijn gezicht zou zingen, waarbij hun neuzen elkaar zouden raken. Ik hoop dat “Extreem luid & ongelooflijk dichtbij” net zo een intens effect teweegbrengt bij de lezer.
Met deze roman wil ik niet zeggen dat taal in het algemeen een ontoereikend instrument is om een verhaal te doen. De meeste van mijn lievelingsromans hebben geen foto’s, maar in het geval van “Extreem luid” bereikte ik door de combinatie van verschillende media het meest gewenste effect. Toch is het zo dat taal niet altijd de boodschap kan overbrengen. “Alles is verlicht” bevat witte bladzijden omdat de gebeurtenissen in kwestie immens gruwelijk zijn en dus onbeschrijfbaar. Mijn beide boeken gaan over de onmogelijkheid van communicatie. Hoe kunnen we ooit zeggen wat we echt willen? Wanneer Oskars vader belt vanuit de WTC-torens zullen zijn woorden nooit kunnen volstaan. Ik denk dat we eigenlijk allemaal vastzitten in een wolkenkrabber, iedereen moet immers sterven. Daarom dient ieder van ons zich af te vragen wat hij of zij te vertellen heeft.

Oskars grootmoeder merkt op dat ze als jonge vrouw meende het verleden niet nodig te hebben. In hoeverre was u zich vroeger bewust van uw familiegeschiedenis?

Ik ben maar heel geleidelijk één en ander te weten gekomen, al merkte ik wel dat er over veel dingen nooit gesproken werd. Mijn moeder was een Poolse vluchtelinge en ik denk dat ik in mijn beide romans haar verhaal gedeeltelijk heb verwerkt. Dat mijn grootmoeder de oorlog overleefde, was een mirakel. Haar verbazingwekkende optimisme hebben mij geïnspireerd als schrijver. Ze verloor haar man, zussen, ouders, grootouders en toch weet ik dat ze dankbaar is om het leven dat ze had. Mijn oudste broer kreeg net een kind en die geboorte biedt een belangrijk tegengewicht aan al het lijden in haar leven. Joden hebben de traditie om baby’s te noemen naar een gestorven persoon om die op één of andere manier te blijven gedenken. Op die manier herdenk je dat zoveel verlies toch ook nieuw leven mogelijk maakte. Dat maakt het lijden nog niet acceptabel maar je kan het beter een plaats geven. Toen ik “Alles is verlicht” schreef, was dat een beetje zoals een kind op de wereld zetten en het dan noemen naar een dierbare dode.