Jeanette Winterson – De stenen goden (De Standaard)


Welkom op de Lolitaplaneet

Op de blauwe planeet zijn de bladeren zo groot als steden en de bomen hoger dan wolkenkrabbers. In ‘De stenen goden’ waagt Jeanette Winterson zich aan sciencefiction. Toch houdt ze vast aan haar vertrouwde thema’s en stokpaardjes.

Kathy Mathys

Heel wat hedendaagse romanschrijvers maken zich zorgen om onze planeet. Margaret Atwood liet de losgeslagen mensheid gekloonde griezelkippen eten in ‘Oryx en Crake’ en David Mitchell toonde de mens als een egocentrisch en vernielzuchtig wezen in ‘Wolkenatlas’. Jeanette Wintersons TechStad is ook niet meteen een droombestemming, al vind je er Robo-collies, robothondjes waarvan je de blafknop kan afzetten. BromBots hebben de verkeersagenten van vlees en bloed vervangen en Snuffies scharrelen rond in afvoeren. De beroemdhedencultus is er helemaal uit zijn voegen gebarsten en iedereen laat zich Fixeren, een ingreep waardoor je niet meer veroudert. Omdat alle vrouwen er nu stralend jong uitzien, vinden mannen hen een tikkeltje saai. Op zoek naar nieuwe opwinding vergrijpen ze zich aan kinderen.
‘Het wordt hier geweldig op de Lolitaplaneet,’ laat iemand zich spottend ontvallen.
Billie Crusoe is een wandelend anachronisme in TechStad, al werkt ze voor de overheid. Ze liet zich niet Fixeren en kweekt zelf groenten op een ouderwetse boerderij die ze ‘een boodschap in een fles uit een andere tijd’ noemt. Billie trekt met een verkenningscrew naar de blauwe planeet, die in de toekomst een deel van de mensheid zal moeten opvangen, nu de aarde bijna uitgeput is. Spike, een uiterst moderne robot die eruit ziet en zich ontwikkelt als een mens, maakt ook deel uit van de bemanning. Billie valt voor de bloedmooie Spike en de gevoelens zijn wederkerig, ook al heeft de vrouwelijke robot geen hart.
‘De stenen goden’ steekt zwierig en veelbelovend van wal. Winterson leeft zich uit in haar hypergesofisticeerde speeltuin vol excentrieke mensmachines en über-babes. Toch is haar dystopische wereld niet origineel en je vindt meer overtuigende versies bij Philip K.Dick of J.G.Ballard. TechStad is het economisch-politieke hart, waar een Big Brother-achtige instantie elke beweging registreert. Wie niet houdt van pottenkijkerij trekt naar de Geen Zone, een niemandsland zonder regels. Dinosaurvriendelijke lesbische veganisten vinden er bijvoorbeeld een onderkomen. Geen dystopie of sciencefiction zonder kritiek op ons huidige systeem. Hier komt Winterson weinig verrassend uit de hoek. Ze neemt onze belabberde eco-politiek op de korrel, onze dolgedraaide oorlog tegen de terreur en onze obsessie met fysieke schoonheid. Soms doet ze dat op een manier die veel te zwaar op de hand ligt. Zo lezen we dingen als ‘Je kunt geen democratie hebben die haar verantwoordelijkheid uit de weg gaat.’of ‘De sleutel tot het geluk is tolerantie jegens degenen die niet doen zoals jij doet.’
Winterson schreef eerder over ecologie, bijvoorbeeld in ‘Kersen kruisen’. Daarin had ze het over de vervuiling van de Thames in de zeventiende eeuw. Toen was er van prekerigheid geen sprake, nu wel. De ellenlange dialogen in ‘De stenen goden’ slaan de opflakkerende romantiek tussen Spike en Billie morsdood. Als liefdesgeschiedenis lijdt ‘De stenen goden’ aan ernstige bloedarmoede en niet enkel omdat één van de geliefden een blikken wezen is.
Toch zit er een prachtig liefdesverhaal in dit boek. Het speelt zich af in een ander tijdperk en tussen moeder en kind. Winterson neemt in haar werk nooit genoegen met één lineaire vertelling. Ze houdt van verhalen die wegdraaien in de bocht en plots heel elders uitkomen. Een keurig begin, midden en einde zijn niet aan haar besteed. Meestal duikt het hoofdpersonage in licht andere gedaante in de andere verhalen op. Billie vinden we terug na de Derde Wereldoorlog, die begon met een nucleaire aanval van Iran op de V.S. Ze heeft het over haar biologische moeder, die haar afstond voor adoptie. ‘Ik denk dat ze wel van me hield, een minuut, een seconde, zo lang als nodig is om te onthouden, zo lang als nodig is om te vergeten. We hadden achtentwintig dagen samen en toen was ik weg.’ Billie’s lot herinnert aan dat van Winterson zelf. In ‘Sinaasappels zijn niet de enige vruchten’ schreef ze al over haar diepreligieuze adoptieouders. Nu duikt die thematiek op in een miniverhaal dat in zijn naaktheid en onopgesmuktheid heel aandoenlijk is. Winterson verklaarde onlangs dat ze tijdens het schrijven van ‘De stenen goden’ voor het eerst haar adoptiepapieren in handen kreeg en er kapot van was. Geen wonder dat dit stuk van de roman het meest overtuigende is.
In ‘De stenen goden’ verwijst Winterson naar de Circle Line, de Londense metrolijn die keer op keer dezelfde toer maakt. Ze vergelijkt die met onze wereld die in haar fouten hervalt. Dezelfde sombere visie zit ook in‘Wolkenatlas’. Alleen verpakte Mitchell zijn boodschap in magistrale, stilistisch grandioze verhalen.
Winterson laat af en toe een glimp van haar talent zien, maar ze doet vooral aan recyclage. In wezen zijn al haar boeken verhalen over onvervaarde ontdekkingsreizigers. Of ze nu het menselijke hart, het Frankrijk van de negentiende eeuw of verre planeten verkennen, allen zijn het hyperromantische verhalenvertellers op zoek naar de liefde. Opnieuw diept Winterson beelden op uit oude sprookjes en legenden. In haar werk regent het vallende sterren en scheren libellen zo groot als draken over het wateroppervlak. Ik miste de doorleefde hartslag uit Wintersonklassiekers als ‘De passie’ of ‘Op het lichaam geschreven’. Als kritiek op ons maatschappelijk bestel is dit werk te ongenuanceerd en als meeslepend liefdesverhaal spatten de vonken er veel te weinig af.

**
Jeanette Winterson, De stenen goden, vertaald door Theo Scholten, uitgeverij Contact, 288 blz.