Jay McInerney interview (De Standaard)


Tussen de brokstukken

De Amerikaanse auteur Jay McInerney waagt zich in ‘Het goede leven’ op het puin van Ground Zero. Een gesprek over 9/11, New York en McInerneys meest onbegrepen roman, ‘Bright Lights, Big City’.

Kathy Mathys

Jay McInerney, het wilde fuifnummer, is niet meer. Tenminste, dat beweert hij zelf, terwijl hij zich laat neerploffen in een fauteuil. De schrijver heeft een moeilijke periode achter de rug. Hij scheidde voor de derde keer, maakte komaf met zijn drugsverslaving en had te kampen met een hardnekkige writer’s block. ‘Als ik het geld niet nodig had, had ik “Het goede leven” waarschijnlijk nooit beëindigd. Het was heel zwaar, maar ik ben blij dat ik nu terug de drang heb om te schrijven. Gelukkig maar want het is het enige waarin ik goed ben.’
In ‘Het goede leven’ grijpt Jay McInerney terug naar personages die al eerder aantraden in ‘De schittering valt’ (1992), een roman over de economische boom van de jaren 1980 die eindigt met de Wall street crash van 1987. Corrine, wiens huwelijk in ‘De schittering valt’ bijna spaak liep, botst op de wrakstukken van Ground Zero op vrijwilliger Luke. In die hallucinante eerste weken na de aanslagen worden de twee verliefd.
McInerney beperkt zich tot de onmiddellijke nasleep van de terroristische aanslagen in New York. Scherpe politieke uitspraken of analyses vind je niet in ‘Het goede leven’. McInerney heeft vooral aandacht voor de emoties en liefdesperikelen van zijn personages. Daardoor heb je soms het gevoel dat de romance tussen Corrine en Luke zich net zo goed tegen de achtergrond van een andere vreselijke tragedie had kunnen afspelen. Toch had de schrijver zo zijn redenen om politiek te weren uit zijn roman, vertelt hij:

In de eerste versie van de roman zaten er veel meer politieke elementen. Het slot speelde zich toen af tijdens een manifestatie tegen de oorlog in Irak in 2003. Maar ik vond dat de politiek het romantische verhaal te veel op de achtergrond duwde. Ik heb toen wijselijk beslist om me te focussen op die eerste dagen en weken na de aanslagen. De finale van het boek speelt zich nu af rond Thanksgiving 2001, nauwelijks een paar maand na 9/11. In die dagen was er een sterke consensus over wat de Amerikaanse regering te doen stond. Zowat iedereen was het erover eens dat we naar Aghanistan moesten trekken. Het was pas later, nadat Bush 9/11 begon te gebruiken als een excuus om Irak binnen te vallen, dat er een grote politieke verdeeldheid ontstond in de V.S., maar over die periode schrijf ik dus niet. Ik wou vooral de emoties en de vreemde atmosfeer van die eerste weken vastleggen. Trouwens, ik vind ook dat het romangenre eigenlijk niet echt geschikt is om uit te wijden over politiek. De romantraditie die ik aanhang, heeft meer aandacht voor het ritme van het dagelijkse leven.

Andere New Yorkse schrijvers als Michael Cunningham of Jonathan Safran Foer hadden na de aanslagen het gevoel dat het onmogelijk was om ze in hun werk te verzwijgen. Was dat voor u net zo?

Ja want ik schrijf nu eenmaal over hedendaags New York. Dat deed ik al in mijn debuut ‘Bright Lights, Big City’ en dat zal wel altijd mijn belangrijkste onderwerp blijven. Ik had er natuurlijk op een minder directe manier kunnen over schrijven, zoals Foer of Cunningham die de metaforische toer opgaan. Toch voelde ik me vooral aangetrokken tot een concreet verhaal over die eerste naschok. New York leek toen wel een stad in oorlogstijd. De angst, het verdriet en zelfs de opwinding die ons toen in zijn greep had, vond ik fascinerend. Ik las al heel wat goede journalistiek over de aanslagen maar geen van die dingen herinnerde me aan hoe het echt was die eerste dagen. Daarom heb ik dit boek geschreven. Ik had het gevoel dat er een belangrijk facet onbesproken bleef: hoe was het om daar tussen het puin rond te lopen? Net als Luke en Corrine werkte ik ’s nachts bij de bevoorrading van de puinruimers. Het was niet veel maar ik vond het toch beter dan me op te sluiten thuis. Ik ben vrij snel gaan kijken naar Ground Zero en die beelden zullen me altijd bijblijven. Het was zo reusachtig groot en je zag niets herkenbaars, geen bureaus, stoelen of kopieerapparaten, heel bevreemdend. Toen de torens vielen, stond ik toe te kijken vanuit mijn raam. Ik zat er dus dichter bij dan de meeste mensen, die de beelden op tv zagen. En toch was ik niet voorbereid op die eerste confrontatie met Ground Zero.

U beschrijft 10 en 12 september in uw boek. Was het te moeilijk om 11 september zelf in woorden te vatten?

Ik wist al heel snel dat ik een beschrijving van die dag moest vermijden. Het zou te veel geweest zijn. Trouwens, iedereen zag de beelden op tv en beleefde die dag op min of meer dezelfde manier, behalve dan de mensen die in de torens zaten en de brandweermannen. Wat ik met dit boek wél wou doen, was een ander verhaal laten horen dan dat over de helden. Na de aanslagen ontstond meteen een officiële versie van de feiten die je maar beter niet kon tegenspreken. Alle brandweerlui waren helden, alle New Yorkers waren moedig en sterk enzovoort. Nonsens natuurlijk, waarschijnlijk waren er heel wat mensen die zich tijdens die crisis slecht gedroegen maar je mag dat niet zeggen. Zelfs nu nog zijn er mensen die zich beledigd voelen door ‘Het goede leven’, ze vinden het niet respectvol. Ik suggereer namelijk dat iemand heel gemengde motieven kan hebben om hulp te bieden in een crisissituatie. Als iemand een miljoen dollar schenkt aan een hulporganisatie, doet die dat dan om zichzelf een schouderklopje te geven? Misschien zetten ze wel de naam van de gulle schenker op één of andere muur of noemen ze een beurs naar hem of haar. Menselijke drijfveren zijn altijd heel complex en dat geldt net zo goed voor onze emoties. Ook al is het een gruwelijke tijd voor de stad, Luke en Corrine voelen zich gelukkiger dan ooit.

Aan het eind van het boek lijkt het leven in de stad weer op gang te komen. Hoe diep zijn de wonden die de aanslagen maakten?

Het was belangrijk voor een stad als New York om zo snel mogelijk het gewone leven weer enigszins te hervatten. Mensen zeggen wel eens dat New York ongelooflijk weerbaar is. Dat klopt maar je zou het ook anders kunnen formuleren: het is een vergeetachtige plek. Luke maakt de vergelijking tussen New York en het Zuiden van de V.S. en hij besluit dat het de stad ontbreekt aan een collectief geheugen, in tegenstelling tot het Zuiden met zijn rijke verleden, zijn hang naar tradities. Ik denk wel dat de aanslagen de New Yorkers met tenminste één gemeenschappelijke herinnering zullen opzadelen. Je merkt ook dat er onderhuids nog heel wat angst leeft bij de mensen. Wanneer ze sirenes horen, zijn ze nerveuzer, terwijl ze vroeger nauwelijks opkeken van een geweerschot. Ik was wel verbaasd dat de stad zo snel zijn ergste wonden wist te helen, maar New York is altijd erg vooruitziend geweest, vooral Manhattan. Wist je dat er in Manhattan maar één kerkhof is, dat niet groter is dan deze kamer? Het is achttiende-eeuws en ligt in de East Village. Manhattan is geen plek voor de doden, het is is een plaats die drijft op ambitie en toekomstgerichtheid. Na de aanslagen hadden veel mensen het erover om de stad te verlaten. Ze wilden naar het platteland waar het veiliger zou zijn. Het is opvallend hoe weinig daar uiteindelijk van terechtgekomen is. Ik heb wel een paar vrienden met kinderen die vertrokken zijn maar dat is ook alles. New Yorkers laten hun kop niet snel hangen. Na de eerste schok was er al snel een reactie van ‘Probeer ons maar eens weg te jagen!’

U heeft vroeger zelf ook de stad een tijdlang de rug toegekeerd. Hoe beviel het leven in het Zuiden u?

Mijn ex-vrouw was van het Zuiden en daarom heb ik er inderdaad een paar jaar geleefd. Mijn kinderen werden er geboren en wonen er nog steeds. Ik zal dan ook altijd wel een band hebben met het Zuiden. Toch ben ik een echte New Yorker en mis ik het ritme van het stadsleven te zeer, wanneer ik op het platteland ben.

Hoe verschillend is het hedendaagse New York eigenlijk van dat dat u beschreef in de jaren 1980?

Mensen hebben het altijd maar over de hebzucht, het materialisme en decadentie van de jaren 1980, maar ik denk dat het nu minstens zo erg is. Er is veel meer geld en er zijn veel meer economische topspelers dan in de tijd dat ik ‘Bright Lights, Big City’ schreef. In zekere zin is New York een minder interessante stad geworden. Er zijn minder marginale buurten maar armere mensen of creatievelingen kunnen zich geen plek in de stad meer veroorloven. Trouwens, die zogenaamde veiligheid van het ‘propere’ New York waarover iedereen het had, bleek uiteindelijk ook heel relatief. Zoals we nu aan den lijve ondervonden hebben, zijn er nieuwe gevaren en dreigingen.

Uw debuut ‘Bright Lights, Big City’ was meteen een groot succes. Bent u er meer dan twintig jaar later nog steeds gelukkig mee?

Ik heb heel gemengde gevoelens over dat boek. Eigenlijk vind ik het nog steeds goed maar het wordt veel vaker dan me lief is verkeerd geïnterpreteerd. Mensen zien de roman dan als een symbool van de decadentie en glamour van de jaren 1980, maar dat was niet de essentie. Natuurlijk ging het hoofdpersonage naar nachtclubs en nam hij veel te veel drugs maar het is absoluut geen cynisch verhaal. Ik zie ‘Bright Lights, Big City’ als een literaire autobiografische roman over een angstige kerel die naar de stad trekt en zijn moeder mist. Het is een heel doorleefd boek maar dat wordt vergeten. Vele lezers verwachten van mij ook dat ik nog steeds zo een fuifnummer ben die constant cocaïne loopt te snuiven. Wel, misschien was ik dat ooit wel maar mijn leven nu ziet er toch heel anders uit. Wie ‘Het goede leven’ leest, zal ook merken dat ik een hele evolutie heb afgelegd als schrijver. Komedie en ironie blijven belangrijk voor mij maar ik denk toch dat ik nooit ingetogener heb geklonken dan in mijn laatste roman.

**
Jay McInerney, Het goede leven. Vertaald door Mathilde Holkamp en Maarten Polman, De Bezige Bij, Amsterdam, 413 blz., 19,90 €. Oorspronkelijke titel: The Good Life.

De auteur

Jay McInerney (1955) bereikte met de publicatie van zijn debuut ‘Bright Lights, Big City’ meteen de status van literaire superster. Hij schreef verder onder meer de romans ‘De schittering valt’, ‘De laatste der Savages’, ‘Modelgedrag’ en ‘Het verhaal van mijn leven’.