Howard Jacobson – Uur van de dieren (De Standaard)

Rotte appel
Howard Jacobson voorspelt een sombere toekomst voor de literaire roman in het vermakelijke ‘Het uur van de dieren’.
Kathy Mathys
De wenkbrauwen van Howard Jacobson, die omhoog gingen tijdens de toespraak van juryvoorzitter Stella Rimington, vormden het onbetwiste hoogtepunt van de uitreiking van de Man Booker Prize 2011. Het zinde Jacobson geenszins, Rimingtons vurige pleidooi voor lekker leesbare romans. Wellicht was Jacobson, zelf winnaar van de Man Booker Prize in 2010 voor ‘De Finklerkwestie’, toen al bezig met ‘Het uur van de dieren’, waarin hij op komische wijze zijn visie op boeken en lezen uit de doeken doet. Guy Ableman is een 43-jarige romanschrijver die na zijn succesvolle debuut, ‘Wie interesseert ‘t nog?’ enigszins is weggedeemsterd. Met de opvolgers van zijn eersteling haalde hij zich de woede van leesclubdames op de hals. Zij vinden hem een perverse vrouwenhater, verwerpen hem omdat hij nooit over kinderen schrijft. Ableman is een provinciaal, de ‘slaperige veengronden van Cheshire’ vormen zijn habitat, ook al woont hij inmiddels in Londen, een stad waar het literaire bedrijf het stervensuur nabij is. Ableman, ooit de Markies de Sade van Cheshire genoemd in een lokale krant, doopt zijn pen het liefst ‘in heet zaad’. De tijd dat literatuur nog verontrustte of shockeerde is echter voorbij. Ableman gruwt van aardige leesclubboeken, van alles waar Tudors en vampieren in zitten. En dan te bedenken dat Jacobson zijn manuscript afrondde voor suikerzoete SM-romannetjes de boekhandel zouden veroveren. Ook die waren op Ablemans zwarte lijst beland.
Passie voor schoonmoeder
Jacobson deelt met Ableman een afkeer voor netjes afgeronde, plotgedreven fictie. Het liefst maakt hij driftige rondjes om een plotgegeven dat totaal absurd is. In ‘De Finklerkwestie’ geraakte een niet- jood er van overtuigd dat hij joods was. ‘Het uur van de dieren’ is een liefdesverhaal over een schrijver die zowel verliefd is op zijn echtgenote als op zijn schoonmoeder. De twee, zo vertelt Ableman ons, leken met hun woeste rode haren – ’twee brandende braambossen ‘ – net zussen. Ableman is een obsessieve dwaas met een vertekende blik op vrouwen. Hij ziet hun mooie rondingen, maar is te druk bezig met zijn eigen schrijfproject om zich, behalve in hun holtes, te verdiepen in hun geest. Jacobson dekt zich in tegen beschuldigingen van vrouwenhaat door het thema aan te kaarten. Ableman is een echte vent: licht homofoob, niet in het bezit van een neusharentimmer, sceptisch tegenover zijn nieuwe feministische uitgeefster. Jacobson ontzenuwt ook andere mogelijke tegenwerpingen door ze te thematiseren – navelstaarderij bijvoorbeeld of wijdlopigheid. ‘Op dat moment weet je dat je als schrijver diep in de shit zit – wanneer de helden van je romans romanciers zijn die weten dat ze diep in de shit zitten,‘ schrijft Jacobson. Die grapjes hebben een vermoeiend effect en kunnen niet verhinderen dat Jacobson bij momenten inderdaad doordraaft. Hij kankert op bloggers die al weten wat ze willen zeggen voor ze een zin hebben geschreven, op Kindle-lezers en gsm-gebruikers.
Marginaal
Jacobson, die jarenlang in betrekkelijke obscuriteit zijn oeuvre opbouwde, toerde na zijn Booker- zege de wereld rond. In ‘Het uur van de dieren’ belanden we op literaire festivals waar pensionado’s de lege uren doden, op een kinderboekencongres waar Ableman furieuze kinderboekkruisvaarders te woord staat. Uiteraard vallen Ableman en Jacobson niet volledig samen. Toch krijg je een mooie indruk van Jacobsons ideeën over wat een goede roman is. Hij is somber over de toekomst van literaire fictie, vreest een ‘sluipende onzichtbaarheid’, een stille dood. Hoeveel grappen Jacobson ook maakt – en het zijn er veel – hij neemt de literatuur erg serieus. Niet toevallig duikt steeds weer het beeld op van een bedelaar die non-stop in een notitieboekje loopt te krabbelen. Is dat het lot dat literaire auteurs wacht, een marginale rol aan de rand van de wereld? Natuurlijk overdrijft Jacobson met zijn ‘De paperback was alleen maar de tweede hap uit de appel die al rot was’. En toch. Als ideeënroman en parodie op het literaire circus is ‘Het uur van de dieren’ beter geslaagd dan als liefdesroman. Het schoonmoederverhaal komt traag op gang en het serieuze slot komt niet helemaal over. ‘De Finklerkwestie’ bevatte tergende, hartverscheurende passages over verdriet en rouw. In deze roman ontbreekt die diepe melancholische laag, al kan je ook nu beklijvende passages sprokkelen over verlies, dé thematiek van Jacobson. ‘Het sterven begint bij de voeten. Al is ons verstand nog zo eminent, daar beneden zijn we het verachtelijke stervende dier’ voegt de schrijver toe aan een komische observatie over mannen die de fout maken hun benen over elkaar te slaan zodat het blote vel boven hun sok zichtbaar wordt.                                                                                                      
 ‘Het uur van de dieren’ is minder geniaal dan zijn voorganger. Het boek is iets te lang, iets te prekerig bij momenten en toch is het in al zijn drammerigheid en krankzinnige chaos zoveel beter dan alle titels met wiskundig uitgedokterde plot die de bestsellerlijsten aanvoeren. Dus ja, een aanrader.
***
Howard Jacobson – Uur van de dieren – vertaald door Barbara de Lange – Prometheus – 384 blz. – 19.95 €. – oorspronkelijke titel: Zoo Time.