Claire Messud interview (De Standaard)


New York voor en na

In ‘De kinderen van de keizer’ zijn zelfingenomen dertigers op zoek naar erkenning, succes en liefde in het hedendaagse New York. Claire Messud schrijft met een bewonderenswaardige bevlogenheid over een stad waar ze zelf nooit woonde.

Kathy Mathys

Al is ze bij ons nog geen klinkende naam, Claire Messud levert met ‘De kinderen van de keizer’ al haar vierde boek af. Dankzij haar terechte nominatie voor de longlist van de Man Booker Prize ligt nu ook een internationale doorbraak binnen bereik. Messud, een innemende vrouw met een uitstekende timing voor milde ironie, blijft er erg rustig onder. ‘Natuurlijk voel ik me vereerd, vooral omdat ik zeven jaar lang in Groot-Brittannië woonde en het gevoel had dat ik er niet thuishoorde. Nu, ik besef ook wel dat het erg onwaarschijnlijk is dat ik de prijs krijg. Mijn man (romanschrijver en criticus James Wood, nvdr) wist me te vertellen dat ik volgens de bookmakers het minst kans maak op een plekje op de shortlist.’ Wanneer ik Messud ontmoet in Amsterdam, blijkt meteen dat boekentournees nog geen routineklus zijn voor de veertigjarige schrijfster. Ze lijkt oprecht verrast dat ik haar roman al helemaal heb uitgelezen en ze stelt voor om me een kopje thee te halen, in plaats van dat over te laten aan de medewerkster van de uitgeverij. Messuds antwoorden klinken nooit voorgekauwd en af en toe lacht ze verbaasd om haar pas ontdekte inzichten.
In ‘De kinderen van de keizer’ volgen we de lotgevallen van een paar New Yorkers tussen maart en november 2001. Danielle is een tv-producente die graag ernstige documentaires zou maken maar botst op een weerbarstige chef. Haar beste vriendin Marina is een rijkeluiskind dat al jarenlang bezig is met een non-fictieboek, waarvan het onderwerp irrelevant dreigt te worden. Julius werkt als literatuurrecensent, al houdt hij zich meer bezig met de zoektocht naar de man van zijn dromen dan met de letteren. Marina’s vader, een linkse journalist die vooral gebakken lucht verkoopt, begint een affaire met Danielle. En dan is er nog Marina’s neefje, een tiener die naar New York trekt om te ontsnappen aan de verstikkende mentaliteit van zijn geboortedorp. Messud, die een Canadese moeder en een Frans-Algerijnse vader heeft, situeerde nooit eerder een verhaal in de Verenigde Staten. Een New Yorkse roman leek haar de meest logische keuze: ‘ Ik heb heel lang gedacht dat ik geen roman kon schrijven die zich afspeelt in de V.S. Ik groeide op in Canada en Australië, al liep ik wel school in de V.S. Na de universiteit trok ik naar Engeland, waar ik mijn man leerde kennen. Toen we uiteindelijk verhuisden naar Washington had ik niet echt het gevoel dat ik Amerika kende. New York was me dan nog het best vertrouwd. Al mijn vrienden woonden er en ik ging er vaak op vakantie. Ik moet eerlijk toegeven dat ik er altijd van gedroomd heb om in New York te wonen. Ik bleef maar vragen aan mijn man ‘Wanneer verhuizen we nu eindelijk naar New York?’ Hij had toen een job in Washington en het is er nooit van gekomen. Nu wonen we in Boston. Ik heb er me bij neergelegd. Op je veertigste trek je niet meer naar New York, wel als je twintig bent en nog geen kinderen hebt.’
‘De kinderen van de keizer’ speelt zich af in 2001 maar Messud vindt het niet echt een 9/11-roman. Ze begon aan het verhaal voor de aanslagen van september 2001 die haar zelfs bijna verhinderden om verder te gaan met het project: ‘Ik begon te schrijven in januari 2001. De toenmalige versie van wat later ‘De kinderen van de keizer’ zou worden, was veel afstandelijker en satirischer. Mijn personages waren bijna monsters, mensen met wie je liever niet in dezelfde kamer zou worden gezien. In de uiteindelijke versie hebben ze nog allemaal hun fouten, maar ze zijn minder ééndimensionaal. En hoe erg het ook mag klinken, dat heb ik aan 11 september te danken. In juli 2001 had ik de roman opzijgelegd omdat mijn dochter werd geboren en na de aanslagen was ik, net als zoveel andere fictieschrijvers, aanvankelijk niet in staat om over New York te schrijven. Toen ik daar na enige maanden toch in slaagde, zag ik mijn personages in een ander licht. Ik voelde medeleven en verdriet om hun levens, een betrokkenheid die ik voor de aanslagen niet kon opbrengen. Toch is dit geen zogenaamde 9/11-roman, naar mijn gevoel. Het lijkt me veeleer een augustus 1914-roman, het gaat meer over het leven voor de catastrofe, over de aanloop.’

Voor Messud is ‘De kinderen van de keizer’ in essentie een roman over de eeuwige spanning tussen de realiteit die ons omringt en de innerlijke die in ons hoofd zit. Bootie, de tiener die zijn geluk komt beproeven in de metropool, weigert de wereld te zien zoals hij is. Hij heeft een extreem geïdealiseerd beeld van New York en van de vermeende ethische codes die zijn oom Murray, de progressieve journalist, hanteert. Geleidelijk aan ontdekt Bootie dat Murray een huichelaar is, een narcist die zichzelf graag hoort praten. De clash tussen Murrays ideeën en de New Yorkse grimmige werkelijkheid heeft zowel komische als nare gevolgen: ‘Toen ik jong was, geleek ik wel wat op Bootie. Ik was onvermurwbaar en wou de wereld niet accepteren zoals hij was. In ‘De kinderen van de keizer’ houdt niet alleen Bootie zichzelf voor de gek. Ook Murray misleidt zichzelf en hij gaat zijn eigen evangelie op de lange duur nog voor waar nemen ook. Sommigen noemen mij cynisch omdat bijna geen van de personage echt integer is. Ze draaien zichzelf maar al te graag een rad voor de ogen. Maar ik vind dat dat eerder met realiteitszin dan met cynisme heeft te maken. De epigraaf van de roman is van de Engelse auteur Anthony Powell en luidt als volgt: ‘Wat van belang is, is niet wat mensen overkomt, maar wat ze denken dat hen overkomt.’ Als mensen zichzelf kunnen overtuigen van de realiteit die in hun hoofd zit, zijn ze tot heel wat in staat. Kijk maar naar het personage van Seeley, een machtshongerige mediafiguur die denkt dat hij een revolutie zal teweegbrengen in de stad. Ik ben altijd al erg geïnteresseerd geweest in morele vraagstukken. Hoe gaan mensen over tot daden? Hoe gaan ze om met elkaar? Wat is goed gedrag, een juiste handeling? Welke relatie is er tussen een daad en haar motivatie? Dat zijn de vragen die hier aan bod komen. Ondanks de komische toon – vooral in het eerste deel – is dit een roman die over essentiële dingen gaat en ik hoop dat de lezers dat ook zo ervaren.’
In de buitenlandse pers wordt ‘De kinderen van de keizer’ een zedenkomedie genoemd, een vergelijking die Messud bijna kwaad maakt: ‘Ik vraag me af of ze het ook een zedenkomedie zouden noemen als het zich had afgespeeld in een bar in Iowa. Enkel en alleen omdat het gesitueerd is in de hogere klassen van New York noemen ze het een zedenkomedie. Als mensen het woord ‘zedenkomedie’ horen, dan denken ze aan triviale boeken over rijke, aanstellerige neuroten. Ik weet dat ik misschien wat te fel van leer trek, maar ik erger mij dus mateloos aan dat soort van willekeurige labels. Dat mijn roman enkel over rijke New Yorkers gaat, heeft te maken met de bijna incestueuze relatie die de personages met elkaar hebben. Als ik daar nu plots een zwarte buitenstaander had bijgehaald, dan zou dat erg onwaarachtig zijn geweest. Een geforceerde politiek correcte zet die het organische geheel verstoort. Bij alles wat ik schrijf, vraag ik me af ‘Is het authentiek of fake?’ en het is dus daarom dat een zwarte randfiguur in het boek nauwelijks of geen eigen stem krijgt.’

Messud begon haar carrière als freelancejournaliste in Londen, waar ze boeken recenseerde. Toch viel ze niet terug op eigen ervaringen voor haar scherpzinnige portret van de New Yorkse mediawereld: ‘Ik heb het grotendeels verzonnen. Vandaag de dag schrijf ik nog wel eens een recensie maar ik volg de actualiteit minder grondig dan ik zou willen. Wanneer mensen me complexe vragen stellen over de media in de V.S. voel ik me dus nauwelijks gekwalificeerd om daar op te antwoorden. Wat ik wél steeds meer besef, is dat journalisten niet altijd de best gepositioneerde figuren zijn om een verhaal te brengen dat waarachtig is. De grens tussen journalisten en lobbyisten wordt in de V.S. steeds minder duidelijk afgelijnd en dat is gevaarlijk. Ik vind dat fictieschrijvers hier een belangrijke rol te vervullen hebben, al ben ik nu niet meteen een groot voorstander van de expliciet politieke roman. Ik geef toe dat sommige romans op termijn een politiek effect kunnen hebben, maar dat zijn zelden boeken die met die intentie werden geschreven.’
Over haar vroegere werk is Messud niet meteen laaiend enthousiast. Ze durft haar debuut ‘When the World Was Steady’ (1994) niet te herlezen omdat ze vreest dat het slecht is. Ook over het verhaal ‘The Professor’s History’ doet ze bijna verontschuldigend: ‘Een onding dat ik jaren geleden schreef. Niet meteen iets om voor naar de boekhandel te hollen.’ Met haar tweede roman ‘Het vorige leven’ (2000) is Messud wel nog gelukkig. ‘Hij speelt zich af in Frankrijk. Het is een coming-of-ageverhaal over een tiener met een Amerikaanse moeder en een Algerijns-Franse vader. Ze is gefascineerd door het tragische verleden van haar voorouders aan vaders kant. Bij de publicatie dacht iedereen dat het autobiografisch was, maar het ligt wel wat ingewikkelder dan dat. Mijn jeugd was niet tragisch.’
Het is opvallend hoe verschillend Messuds verhalen zijn qua setting, teneur en personages. ‘Ik vind het heel belangrijk om steeds weer iets anders te doen. Je hebt schitterende auteurs die keer op keer hetzelfde verhaal brengen met gelijkaardige personages en dilemma’s. En dan heb je andere die telkens een compleet nieuwe wereld verzinnen. Peter Carey bewonder ik om die reden, elk boek is een verrassing. Je hebt natuurlijk ook schrijvers die zowel vernieuwen als herhalen. Philip Roth is een goed voorbeeld, vind ik. Misschien word ik nu beschuldigd van heiligschennis maar die begrafenisrede in ‘Alleman’, waarin de man het heeft over de juwelierszaak van zijn vader deed me erg denken aan ‘Amerikaanse pastorale’, waarin beschrijvingen zitten van een handschoenenfabriek. Maar begrijp me niet verkeerd, ik bewonder Roth enorm. Dat ik telkens iets anders doe, heeft zeker ook te maken met mijn nomadisch bestaan vroeger. Ik kon nooit ergens wortel schieten. Dat ik op zoveel verschillende plaatsen heb gewoond, heeft mijn schrijven zeker beïnvloed.’

Claire Messud, De kinderen van de keizer. Vertaald door Iris den Hollander en Martine Jellema, Anthos, Amsterdam, 440 blz.

****

De auteur

Claire Messud (1966) is criticus en romanschrijfster. Zij werd eerder genomineerd voor de PEN/Faulkner Award. ‘De kinderen van de keizer’ is haar derde roman. Eerder schreef ze ‘When the World was Steady’, ‘Het vorige leven’ en de novelle ‘The Hunter’.

Recensie:

‘De kinderen van de keizer’ opent in maart 2001, wanneer de economie in een dipje zit en de één na de andere dot.comjob sneuvelt. Claire Messuds personages zijn prille dertigers die onfortuinlijk zijn in de liefde en ook op professioneel vlak nog wat aanmodderen. Ze zijn ambitieus, verwend en artistiek. In hun boekenkasten vind je niet ‘Het dagboek van Bridget Jones’ maar Tolstojs ‘Oorlog en vrede’. Echt oud voelen ze zich nog niet – ‘Op ons cholesterolgehalte letten doen we volgend jaar wel’ – maar ze weten dat het tijd wordt voor een doorbraak. Messud confronteert haar dertigers met twee mediafiguren – de één een blaaskaak met linkse idealen, de ander een opportunist die enkel geïnteresseerd is in macht – en met een eenzame tiener met grootse plannen. De eerste helft van ‘De kinderen van de keizer’ is een sprankelende satire van de bovenste plank. Messuds personages zijn geen lieverdjes en toch hebben ze herkenbare trekjes, waardoor je echt meegesleept wordt door hun lotgevallen. Deel twee van deze briljante roman brengt een beschrijving van de aanslagen van 11 september zoals je die nog niet eerder las. Nergens krijg je het gevoel dat Messud gekunstelde ingrepen moest doen om 9/11 in haar verhaal te integreren. Wat begint als een sierlijke komedie eindigt als een doorleefde, aangrijpende roman over de grote en kleine tragedies in een mensenleven. Ongetwijfeld één van de hoogtepunten van dit literaire jaar.