Chinua Achebe – Een wereld valt uiteen (De Standaard)

Okonkwo is de stoerste en sterkste krijger van zijn clan. Zijn faam beperkt zich niet tot het Nigeriaanse dorp Umuofia. Verhalen over de onvervaarde vechtersbaas verspreiden zich sneller dan een oerwoudbrand. Okonkwo is de beste worstelaar en hij vreest geen enkele tegenstander. Zelfs van goden is hij niet bang. Unoka, Okonkwo’s vader, was een lafaard en een dromer in de ogen van zijn zoon. Hij diende geld te lenen bij andere dorpelingen en krimpte ineen bij de aanblik van een spatje bloed. Gelukkig beoordelen de Ibo-stamleden mannen naar hun eigen daden en niet naar die van hun vader. In ‘Een wereld valt uiteen’ brengt de Nigeriaanse schrijver Chinua Achebe Okonkwo’s verhaal in losse episodes. Het boek verscheen in 1958 en was één van de eerste Afrikaanse romans in het Engels die wereldwijd succes kende. In Afrika werd het boek al snel een klassieker en het staat er nog steeds op boekenlijsten in scholen.
Het verhaal speelt in de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Okonkwo heeft drie vrouwen en acht kinderen. Achebe heeft vooral aandacht voor Nwoye, de oudste zoon, en voor Okonkwo’s lieveling, zijn dochter Ezinma. Dat is het enige kind van Ekwefi, die eerder kinderen baarde die snel stierven. Ook van Ezinma vrezen de dorpelingen dat ze een ‘ogbanje’ is, een kind dat na een voortijdige dood terugkruipt in de baarmoeder. Het wordt steeds opnieuw geboren om dan snel te sterven. Voor het eerste deel van ‘Een wereld valt uiteen’ blijven we in en rond Umuofia. We zijn er getuige van dorpsrituelen, moeizame oogsten en sprinkhanenplagen. In het gewone leven draait alles om de bonen- en cassavateelt. Toch is het bestaan in Umuofia verre van onbezield of alledaags. Marktkramersvrouwen leiden een dubbelleven als orakelpriesteres. In het ‘slechte woud’ huizen de geesten van naargeestige voorouders. Het is een magische plek die zowel gevreesd wordt als bewonderd. In het nachtelijke Umuofia vervagen de vertrouwde contouren van dorpshuizen. Op maanloze nachten waagt niemand zich naar buiten en vertellen ouderlingen over hun voorvaderen.
Aan Okonkwo’s leven in Umuofia komt een abrupt einde, wanneer hij per ongeluk een onschuldige doodt. Volgens de Ibo hoort een man aan zijn vaderland toe, zolang het leven zoet en voorspoedig is. In tijden van onheil keert hij terug naar het dorp van zijn moeder, die hem zal beschermen. Deel twee van het boek speelt in het dorp van Okonkwo’s moeder. Na zeven jaren in Mbanta keren Okonkwo en zijn familie terug naar een onherkenbaar Umuofia. De komst van ‘de witte man’ brengt aardschokken teweeg in de gemeenschap. Jarenlang geloofden Okonkwo en zijn clanleden dat blanken geen tenen hadden. Het waren mythische creaturen over wie de wildste geruchten circuleerden. Nu dringen ze als missionarissen de dorpen binnen en veranderen ze het land onherroepelijk.
Achebe schrijft in een meesterlijke, beeldrijke taal die invloed had op landgenoten als Ben Okri. Zijn boek staat vol uitdrukkingen en zegswijzen, die de Ibo gebruiken. Ze vormen ‘de palmolie waarmee mensen woorden eten’. Achebe, die in het Westen literatuur doceerde, schreef twee sequels, ‘No Longer at Ease’ (1960) en ‘Pijl van God’ (1964). Voor ‘Termietenheuvels in de Savanne’ (1987) kreeg hij de Booker Prize.

Kathy Mathys