Aravind Adiga – De witte tijger (De Standaard)


Delhi in vierde versnelling

Debutant Aravind Adiga versierde deze week een plekje op de shortlist van de Man Booker Prize. Met ‘De witte tijger’ wil hij ons het ware gezicht van India laten zien.

Kathy Mathys

Volgens verteller Balram is er een India van het Licht en een India van het Donker. In het Licht, vlakbij de oceaan, wonen de rijken met hun verzegelde autoramen en smetteloze villa’s. In het Donker ploeteren de armen in de kleverige, vette modder van de verraderlijke rivier Ganga. Ze hebben geen drinkwater, elektriciteit of riolering maar wel democratie, aldus de spotzieke Balram. In de praktijk vormt corruptie de regel, niet de uitzondering. Balram komt uit Laxmangarh, een verwaarloosbaar dorpje waar je hooguit kan mikken op een baantje als riksjachauffeur. Niet meteen de ideale omgeving voor een ongeduldig kereltje vol ondernemerstalent. Al behoort Balram tot de Halwai, de kaste van de suikerbakkers, zijn bestemming ligt elders. Balram is een witte tijger, meent hij, een uitzonderlijk exemplaar binnen een dorp vol defaitisten.
De roman is één lange brief gericht aan de Chinese premier, die van plan is om het nieuwe India te bezoeken. Balram werpt zich op als de ideale gids: ‘Als iemand de waarheid over Bangalore kent, dan ben ik het wel.’
Balram vertelt hoe hij vanuit zijn geboortedorp via Dhanbad en Delhi in Bangalore, het wereldcentrum van technologie en outsourcing, terechtkwam. Ook al kreeg hij overal te horen dat banketbakkers het niet lang uithouden in vierde versnelling, toch bemachtigde Balram een baan als chauffeur van de rijke Ashok, die ook afkomstig is uit Laxmangarh. Daar houdt de vergelijking meteen op. Ashoks vader was een rijke landheer die de lokale bevolking uitzoog en zijn zoon aan Amerikaanse universiteiten liet studeren. Ashoks Amerikaanse maniertjes blijken niet meer dan een laagje vernis. Hij beweert te pas en te onpas dat Balram tot de familie behoort maar behandelt hem als een irritant insect. Het verhaal komt op kruissnelheid, wanneer Balram moet boeten voor een misdaad die zijn baas beging.
Balram is een gretige verteller met een goed gevoel voor humor. ‘In Laxmangarh bespreken de kiezers de verkiezingen als eunuchs de Kama Sutra,’ klinkt het over politieke onwetendheid. Of over hypocrisie in zijn land: ‘Welk traditioneel Indiaas dorp is compleet zonder zijn pornobioscoop?’ Zijn geestige vertelstem klinkt woedender en pragmatischer naarmate de roman vordert. Is Balram wel de uitgelezen gids die hij beweert te zijn? Welke demonen houden zich schuil in deze briesende zakenman? Op de omslag van het boek lezen we ‘Geen sari’s. Geen kruiden. Geen lyriek. Ontdek nu het échte India!’ Het ontbreekt ‘De witte tijger’ inderdaad aan de bloemrijke beschrijvingen van pittige gerechten of huwelijksceremoniën, die je zo vaak aantreft in Indiase romans. Toch toont ook Adiga slechts enkele facetten van een uiterst complex land. Je krijgt vooral een goed beeld van de economische koorts in het hedendaagse Delhi, dat wel één reusachtige bouwwerf lijkt. Het oude kastensysteem is nauwelijks nog relevant. Je hebt twee kasten: die van de Mannen met Dikke Buiken en die van de Mannen met Dunne Buiken. Dus je eet of je wordt gegeten. Onderaan de ladder staan de door knokkelkoortsmuggen geplaagde chauffeurs en bedienden. Ze zijn te mak om los te breken uit hun kooi, stelt Balram.
Balram lijdt aan tunnelvisie en bezondigt zich meer dan eens aan gespierde boutades. Dat is geen kritiek. Als lezer voel je snel dat Balram de zaken flink aanzet. Zijn ongenuanceerde, opzwepende stem vormt zelfs de grote kracht van dit boek. Adiga’s lyriek is niet melig of sensueel maar rauw en krachtig. Balrams ongegeneerde observaties – of ze nu gaan over het spijsverteringskanaal van zijn baas of de onderlinge haat tussen bedienden – missen hun doel nooit.

***
Aravind Adiga, De witte tijger, vertaald door Arjaan van Nimwegen, De Bezige Bij, Amsterdam, 278 blz. Oorspronkelijke titel: The White Tiger.