Lloyd Jones – Meneer Pip (De Standaard)


Dickens in de Pacific

Wat hebben kinderen uit een oorlogsgebied aan een roman uit lang vervlogen tijden? Heel wat, zo blijkt uit ‘Meneer Pip’ van Lloyd Jones. Misschien levert dit dromerige boek de Nieuw-Zeelander volgende week dinsdag wel de Man Booker Prize op.

Kathy Mathys

De Nigeriaanse schrijver Ben Okri vertelde me ooit dat Shakespeare in zijn ogen een Afrikaan was. Hij had het niet over de vraagtekens rond de identiteit van de Engelse bard maar over de universele stem van de zestiende-eeuwse schrijver. Of je nu in Hongkong woont of in een Sahara-dorp, Shakespeare heeft voor iedereen iets te bieden. Goede boeken laten je nu eenmaal moeiteloos reizen door tijd en ruimte. De veertienjarige Matilda vindt een vriend in Pip, het schitterende hoofdpersonage uit Dickens’ ‘Great Expectations’ (1860). Nochtans zijn er obstakels voor een zielsverwantschap. Pip leefde in de negentiende eeuw en hij hield zich op rond naargeestige moerassen en in duistere Londense straten. Matilda woont in de vroege jaren 1990 op Bougainville, een eiland van Papoea-Nieuw-Guinea. In haar compleet geïsoleerde dorp zijn er enkel bijbels in het Pidgin. Veel meer dan een kokosboom en een oceaan vol vis hebben de dorpsbewoners niet. Matilda kan zich dan ook niets voor de geest halen bij de varkenspasteien en bierkruiken waarover Pip spreekt. Toch hebben Matilda en Pip iets gemeen: een afwezige vader en een zwerfzucht die hen vol ongeduld de horizon laat afspeuren.
Lloyd Jones situeert zijn roman tegen de achtergrond van een burgeroorlog, waarover hij tijdens de jaren 1990 zelf verslag deed als journalist. De regeringssoldaten – door de zwarte Matilda ‘roodhuiden’ genoemd – leveren strijd met het rebellenleger. Hulp uit het Westen blijft uit en kinderen sterven aan malaria. De enige overgebleven blanke is meneer Watts. Die heropent het dorpsschooltje en leest elke dag een hoofdstuk voor uit ‘Great Expectations’, een roman die voor opschudding zal zorgen in de gemeenschap. Matilda’s moeder is jaloers omdat dochterlief ‘haar tanden in een groter stuk van de wereld had gezet’. De diepgelovige vrouw heeft haar bedenkingen bij de weetjes die een goddeloze blanke haar kind kan bijbrengen. De situatie escaleert wanneer één van de regeringssoldaten denkt dat Pip een man is die zich schuilhoudt in het dorp.
Aanvankelijk zijn Pips avonturen puur escapisme voor Matilda. Ze houden de helikoptergeluiden en geweerschoten op afstand. Toch heeft Watts grote verwachtingen van zijn klas. Hij benadrukt dat Pip een ‘gentleman’ was, een concept dat niets te maken heeft met het dragen van bolhoeden. Voor Watts is een gentleman een persoon die moreel handelt. Dat de dorpsgenoten zelf ook ethische keuzes dienen te maken, laat zich al raden. Gelukkig is Jones geen betweterig schoolmeestertype en de parallellen tussen Dickens’ wereld en de situatie in Bougainville vloeien op een ongedwongen manier uit het verhaal voort. Wie ‘Great Expectations’ niet gelezen heeft, kan trouwens perfect volgen. Matilda vertelt de belangrijkste plotverwikkelingen aan haar moeder. Ook dit leidt niet tot geforceerde ingrepen.
‘Great Expectations’ is onder andere het droevige liefdesverhaal van Pip en de kille Estella. Matilda is nog jong en ze kan maar niet begrijpen waarom Pip blijft vastzitten aan een verwend nest als Estella. Jones heeft het dan ook minder over de verliefde Pip dan over de Pip die zichzelf heruitvindt. Niet toevallig opent dit boek met Umberto Eco’s citaat ‘Personages migreren’. Pip is een reiziger die zich losmaakt uit de laagste klassen en opklimt in de maatschappij. Zijn identiteit verandert en dat houdt hem scherp. Ook Matilda gaat beseffen dat je je kan losrukken uit een voorgeschreven rol.
Ruikt dit alles te veel naar de film ‘Dangerous Minds’, waarin lelieblanke Michelle Pfeiffer de zwarte kids bekeert tot de poëzie van Dylan Thomas? Niet gevreesd, drammerigheid en op Hollywoodleest geschoeid sentiment blijven uit, al had ik het moeilijk toen de dronken rebellen aanschoven bij het kampvuur van meesterverteller Watts. Dat boeken zelfs de meest dolgedraaide geesten kunnen betoveren, is een nobele gedachte maar of ze strookt met de realiteit van een oorlog is een andere vraag. Toch schrijft Jones prachtige dingen over wat literatuur vermag. Hij toont hoe boekenverhalen zich moeiteloos verweven met onze eigen levens en hoe herkenbaar de capriolen blijven van iemand die pakweg tweehonderd jaar geleden leefde.
In deze beheerste en hartverwarmende roman is de balans tussen humor en dramatiek nagenoeg perfect. Jones beschrijft de oorlogsgruwelen op een ingetogen, soms bijna laconieke manier. Wanneer alle huizen zijn platgebrand, wordt het dorp heropgebouwd. ‘Iedereen heeft weleens een vogel een nest zien bouwen – nou, zo deden wij het ook,’ vertelt Matilda. Al te bloemrijke lyriek blijft gelukkig uit. Lloyd Jones is een verfijnde stilist die weet wanneer hij zich een parelzin kan laten ontglippen. Van mij mag deze Nieuw-Zeelander, die met ‘Meneer Pip’ al zijn tiende roman schreef, gerust gaan lopen met de Booker.

***
Lloyd Jones, Meneer Pip. Vertaald door Joris Vermeulen, De Bezige Bij, Amsterdam, 268 blz.

Man Booker Prize 2007.

Wie krijgt de prijs?
We zetten de kandidaten nog eens op een rij.

1) Nicola Barker, Darkmans, Fourth Estate

Met haar 838 pagina’s levert Nicola Barker het langste boek op de shortlist. Zoals we dat van deze eigenzinnige schrijfster gewend zijn, maakt ze het de lezer niet makkelijk in een complex verhaal waarin de woorden vrolijk over elkaar tuimelen. De plot, over een vader, een zoon en de hofnar van Edward IV, laat zich nauwelijks samenvatten. Toch wordt Barker getipt als serieuze kanshebber.

2) Anne Enright, De samenkomst, De Bezige Bij

Een Ierse familie van drinkers en gekken rouwt om een telg die zelfmoord pleegde. Deze keiharde roman van Anne Enright heeft een grillige, verrassende structuur en de onsentimentele beelden grijpen je bij het nekvel.
(zie recensie DSL 5 oktober)

3) Mohsin Hamid, De val van een fundamentalist, De Bezige Bij

Hamid begon in 2000 aan een roman over een jonge Pakistaan die zich onwennig voelt in het jachtige, kapitalistische Amerika. Na de aanslagen van 11 september 2001 diende hij de plot helemaal om te gooien. Het resultaat is een politiek getint verhaal over Pakistaanse New Yorkers na 9/11.

4) Ian McEwan, Aan Chesil Beach, De Harmonie/Manteau

Mc Ewans elfde roman speelt zich af in 1962 tijdens de huwelijksnacht van een onwennig paar. Ze zitten gekneld tussen de preutse jarenvijftigmoraal en de op til zijnde seksuele revolutie. Dit kleinschalige, haarfijn geobserveerde verhaal is een serieuze kanshebber, al won de schrijver eerder de Booker voor ‘Amsterdam’. (zie recensie DSL 20 april)

5) Indra Sinha, De mensen van Beest, Querido

Een verhaal met een politiek-humanistisch tintje maakt wel vaker kans bij de jury. Vorig jaar kreeg Kiran Desai de prijs. Misschien is het nu wel tijd voor de Indische Indra Sinha, die een boze roman schreef over de naweeën van de catastrofe in de stad Bhopal in 1984. Duizenden mensen stierven er na een gaslek bij het Amerikaanse bedrijf Union Carbide.