Granta Best of Young American Novelists 2 (De Standaard)


De suburbs voorbij

Wie zijn de meest beloftevolle Amerikaanse auteurs voor het komende decennium? Het gerenommeerde Britse magazine Granta zet éénentwintig namen op een rij.

Kathy Mathys

Qua betrouwbaarheid als literair kompas kan Grant indrukwekkende wapenfeiten voorleggen. In 1983 publiceerde het tijdschrift voor het eerst een ‘Best of Young British Novelists’ met de toen nog minder bekende namen Kazuo Ishiguro, Ian McEwan en Martin Amis. Tien jaar later doken onder andere Jeanette Winterson en Alan Hollinghurst op en in 2003 Zadie Smith en Sarah Waters. In 1996 verscheen er voor het eerst een lijst met Amerikaanse beloftes. Die blijkt achteraf bekeken minder doordacht: Jeffrey Eugenides en Jonathan Franzen kennen we wel, maar wie zijn Stewart O’Nan en Chris Offutt in hemelsnaam? Grote afwezigen toen waren Richard Powers, Donna Tartt en Michael Chabon.
Of de nieuwe uitverkorenen hun nominatie kunnen verzilveren, valt nog af te wachten. Wel is het opvallend dat de volledige selectie al een uitgeverscontract op zak heeft en dat het etiket ‘belofte’ dus met een serieuze korrel zout moet worden genomen. Meer nog, bijna iedereen publiceerde al één of meer boeken en klinkende namen als Jonathan Safran Foer en Nicole Krauss horen eigenlijk niet thuis op deze ‘nieuwkomerslijst’. Het had nog erger gekund. Vroeger mochten schrijvers tot veertig meedingen naar een plaatje op de Grantalijst. Dan had een Dave Eggers er ook op gestaan en ‘zou de lijst teveel ruiken naar establishment’, aldus juryvoorzitter Ian Jack. Nu is geen van de negen vrouwen en twaalf mannen ouder dan vijfendertig. Amerikaanse schrijvers stoomt men tegenwoordig klaar in universiteitsprogramma’s voor creative writing en ze debuteren op alsmaar jongere leeftijd. Ook dat was een reden voor de jury om de leeftijdslimitiet te verlagen. Er is nogal wat kritiek in de V.S. op de universitaire schrijversprogramma’s die met een bijna industriële efficiëntie nieuw talent uitspuwen. Toch zijn uitspraken over een literaire eenheidsworst onterecht en dat tonen de geselecteerden hier met veel brio. Bijna allen volgden een schrijversopleiding in de V.S. maar hun verhalen dragen een heel persoonlijke toets.
In welke thema’s bijt de jonge garde in de V.S. zich deze dagen vast? De Amerikaanse suburbs hebben alvast afgedaan. Waren John Updike en zijn talloze navolgers nog druk doende met het leven in de Amerikaanse buitenwijken, dan blikken hedendaagse auteurs ver over de keurig geknipte hagen heen. Geen wonder eigenlijk als je ziet hoeveel van hen recente migranten zijn. Er klinkt twijfel door in hun verhalen, onzekerheid over seks, religie en hun nieuwverworven Amerikaanse identiteit. In ‘Dance Cadaverous’ van Uzodinma Iweala, een schrijver met Nigeriaanse ouders, treurt een zwarte jongen om zijn in een ongeval overleden Aziatische vriend. De in Indië geboren Akhil Sharma brengt een verhaal over migratie en verlies, net als Gary Shteyngart, die op zevenjarige leeftijd met zijn ouders Leningrad verliet en naar New York trok. Shteyngarts eerste roman, ‘Handboek voor de Russische debutante’, doet vermoeden dat hij een grote wordt. Sommige jonge migranten vinden inspiratie in hun land van herkomst. Daniel Alarcons bijdrage over een post-dictatoriaal Peru, waar grote spanningen heersen tussen stad en platteland, is bruisende fictie. Ingetogener maar even trefzeker klinkt Rattawut Lapcharoensap, die enkel zijn naam niet meeheeft. Hij groeide op in Bangkok en schrijft in zijn grappige en melancholische verhalen over ontwortelde zielen in Thailand. Van hem is in het Nederlands de bundel ‘Sightseeing’ verkrijgbaar. Milde ironie vinden we in het subtiele ‘House Fire’ van Yiyun Li, die in 1996 China verliet. Het Engels is voor veel van deze schrijvers een tweede of, zoals in het geval van de Russische Olga Grushin, zelfs derde taal.
Niet alleen nieuwkomers in de V.S. tonen zich bedreven in multiculturele vraagstukken. Nell Freudenbergers ‘Where East Meets West’ of de verhalen van Jess Row en John Wray over religieus extremisme, zijn even sterk. Vele jonge schrijvers stellen zich vragen over de rol die Amerika speelt op wereldniveau. Ze huiveren van de arrogantie die hun land op politiek-economisch vlak dikwijls aan de dag legt. Jurylid en schrijver Edmund White heeft het zelfs over het fenomeen van de ‘vredescorpsroman’. Een opmerkelijk fragment in deze context is ‘Hardcore’ van Gabe Hudson. Tegenwoordig mag de man dan wel een kantoor hebben op de universiteit van Princeton, ooit was hij een marinier die op één haar na de Eerste Golfoorlog miste. Over die oorlog schreef hij de verhalenbundel ‘Dear Mr President’. ‘Hardcore’, ook al over de oorlog in Irak, is plastisch en misselijkmakend maar spookt nog dagen door je hoofd. Nog meer dood en vernieling vinden we bij Dara Horn, die momenteel de laatste hand legt aan een roman over de Amerikaanse burgeroorlog.
Hoe zit het met de bijdragen van de grote kopstukken? Nicole Krauss’ ‘My Painter’ is niet meer dan een impressie. Ook het nieuwe verhaal van Jonathan Safran Foer is weinig spraakmakend. Hij werkt momenteel aan een non-fictieboek over de relatie tussen Amerika en het vlees dat de bevolking consumeert. Met zijn nieuwe roman zou het niet zo best vlotten. Anthony Doerr heeft ook al een bestseller op zijn naam, Verlossing. Zijn nieuwe verhaal over een koppel dat tenonder dreigt te gaan aan hun vruchtbaarheidsproblemen bevat te veel clichés om echt te ontroeren.
Met uitzondering van een zestal mindere bijdragen mag de nieuwe Granta er wezen. De thema’s die deze jonge auteurs tackelen, zijn nooit knus of kneuterig. Hun verhalen zijn somber en confronterend maar ook verrassend en relevant.

***

Granta 97, Best of Young American Novelists 2
De volledige lijst vindt u op www.bestyoungnovelists.com