Cynthia Ozick (De Standaard)


Kikkers in New York

In de Verenigde Staten komen collega-schrijvers woorden te kort om Cynthia Ozick te prijzen. Bij ons staat ze in de schaduw van Joods-Amerikaanse giganten als Saul Bellow en Philip Roth. Haar verhalen verdienen nochtans beter.

Kathy Mathys

Het valt moeilijk te geloven voor wie tegenwoordig door de rumoerige straten van de Noordoostelijke Bronx loopt, maar minder dan een eeuw geleden stond daar nauwelijks een kluitje huizen ingesloten tussen moerassen en kreken. Cynthia Ozick groeide op in een New York waar je nog kikkers hoorde kwaken. In haar verhalen, die vaak in de jaren 1930 spelen, heeft ze het zelden over de haastige voetgangers of opklimmende wolkenkrabbers in hartje Manhattan en er weerklinkt geen swing uit de huizen van haar met een dikke tongval pratende personages. De stroom migranten, vluchtelingen en onaangepaste Amerikanen die in Ozicks proza voorbijtrekken, blijven meestal randfiguren die zich laten wegdrummen naar de rand van de grootstad.
Cynthia Ozick was al bijna veertig toen ze midden de jaren 1960 debuteerde met ‘Trust’, een klepper in jamesiaanse volzinnen over een desintegrerende familie. Ozick, de dochter van Joodse Noord-Russische migranten, wist zich snel los te maken van de dwingende invloed van Henry James, over wie ze haar proefschrift schreef. Inmiddels publiceerde de schrijfster, die volgend jaar tachtig wordt, meer dan twintig titels en kreeg ze de National Book Critics Circle Award. Ze werd vooral bekend met haar novella ‘The Shawl’(1989) over de Holocaust. Voor haar jongste roman ‘Erfgenamen van een glinsterende wereld’ zocht ze het speelterrein van haar kinderjaren terug op. Rosie, een achttienjarige Joodse, wil zich onttrekken aan ‘het kwikzilveren gewicht’ van haar vader, die al jarenlang treurt om Rosie’s overleden moeder. Na een tussenstop bij haar neef Bertram vindt Rosie een baantje bij de Mitwissers, een Joodse familie die het Europa van de jaren 1930 ontvlucht, een paar kuilige matrassen en versleten kasten op de kop tikt en zich in de Bronx vestigt. De Mitwissers zijn typische Ozick-figuren die zich vastklampen aan de Oude Wereld en die de impulsen van bruisend New York angstvallig buitenhouden. De vader bestudeert de karaïeten, een obscure Joodse sekte. De moeder was een zeer beloftevolle scheikundige die door omstandigheden ‘verdreven werd uit de geschiedenis van het elektron’. Halfweg de roman strandt de zoon van een wereldberoemde kinderboekenschrijver à la A.A.Milne (schrijver van ‘Winnie de Poeh’) bij de Mitwissers. De vader liet zich voor zijn verhalen over de Berenjongen inspireren door zijn zoon. Laatstgenoemde probeert tevergeefs zijn Berenjongenverleden van zich af te schudden en voelt dus affiniteit met de Mitwissers die evenmin aan de schaduw van de geschiedenis kunnen ontsnappen. De daadkrachtige Rosie biedt een mooi tegengewicht voor de melancholische vluchtelingen. Bijna de hele roman speelt zich af in de zuurstofarme vertrekken van de Mitwissers en toch krijg je geen gevoel van beklemming. Rosie reist in haar hoofd en met name in de boeken van de Bröntes en Anthony Trollope vindt ze inspiratie voor haar eigen leven.
Ozicks personages zijn niet altijd even vindingrijk als Rosie. Wel zijn het meestal lezers en al even vaak schrijvers. Of het nu gaat om journalistieke stukken over religie, obscure poëzie voor een Jiddisch magazine of hedendaagse versies van ‘King Lear’, erg succesvol zijn ze niet. In Ozicks ‘Collected Stories’, ook dit jaar verschenen, treden haar meest onvergetelijke figuren aan. Geen wonder eigenlijk dat Ozicks reputatie vooral berust op haar kortverhalen, waarin een spanning tussen twee tradities steevast tot conflicten leidt. In ‘The Dock-Witch’ heeft Ozick het over de spanning tussen ‘het echte Amerika’ van de Midwest en het progressieve New York. Ook de strubbelingen en disputen tussen de Joodse gemeenschappen in de V.S. is een constante in haar werk en misschien wel haar belangrijkste thematiek. Ozick schrijft zowel over chassidische Joden die zich terugtrekken in hun ghetto als over een verwesterde Joodse kunstspecialiste die ‘zelfs twintig jaar na Hitlers oorlog nog geen Volkswagen zou kopen’. ‘Collected Stories’ begint met werk uit 1971 en loopt dan chronologisch verder om te eindigen met een nieuw verhaal. Op ouder werk ligt nog steeds geen stoflaagje. Kijk maar naar ‘Envy ; or Yiddish in America’, een bijzonder grappig verhaal losjes gebaseerd op de carrière van Joodse schrijver Isaac Bashevis Singer. Twee Jiddische schrijvers beschimpen een Joodse collega die in het ketterse Engels schrijft. Eigenlijk zijn ze jaloers omdat ze hun eigen werk enkel kwijt kunnen in het godvergeten ‘Bitterer yam’, een blad met zo weinig abonnees dat de vrouw van één van de mannen het smalend ‘Onzichtbare inkt’ noemt. Ook in ‘Bloodshed’ botsen chassidici met exponenten van het moderne Joodse Amerika. Ozick hemelt de oude traditie niet noodzakelijk op. De schrijfster, die zich via zelfstudie de Joodse textuele traditie eigen maakte, observeert zonder te oordelen. In haar werk lopen evenveel chassidici met oogkleppen als met een open geest rond. De joodse thematiek is niet altijd even prominent aanwezig. ‘The Doctor’s Wife’ over een man, wiens bemoeizieke zussen hem absoluut getrouwd willen zien, is een venijnige karakterstudie. ‘An Education’, over een jonge vrouw die zich laat overdonderen door de mooie praatjes van haar vermeende geëmancipeerde vrienden, is bloedstollend en aangrijpend. ‘Helping T.S. Eliot Write Better’, waarin een jonge, onzekere Eliot alles zou doen om in het blad ‘The New Shoelace’ te verschijnen, is bijzonder grappig. Ozick heeft het er in speelse bewoordingen over de literatuur zelf. Dat doet ze ook, soms op hoogdravende wijze, in andere verhalen en in de talrijke essays die ze schreef. Haar uiteenzettingen verdienen wel eens de noemer ‘cerebraal’ en Ozick staat dan ook geboekstaafd als een ‘writer’s writer’, gesmaakt door een selecte kring van fijnproevers. Het klopt dat verhalen als ‘Usurpation (Other People’s Stories)’ bijzonder hooggestemd zijn. Toch is ‘Collected Stories’ door de band meeslepend, grappig en stemt het boek tot nadenken. De stijl van Ozicks proza doet je van de ene in de andere verbazing tuimelen. Zowel de schimmige, van Sehnsucht doordrongen bannelingen als de groteske karikaturen die hier opduiken, krijgen vorm in een proza dat zo inventief en sprankelend is dat je zinnen blijft herlezen.

Cynthia Ozick

***
Erfgenamen van een glinsterende wereld, vertaald door Rob Kuitenbrouwer, Houtekiet, Antwerpen/Amsterdam, 301 blz.

****
Collected Stories, Weidenfeld & Nicholson, Londen, 449 blz.