Joseph O’Connor interview (De Standaard)


Geschiedenis met moderne hartslag

Hoe verging het Amerika na de burgeroorlog? De Ierse Joseph O’Connor schreef er een meeslepende roman over. Toch vertelt ‘Redemption Falls’ ook iets over de V.S. vandaag.

Kathy Mathys

Ik heb nog maar zelden een schrijver ontmoet die zoveel zichtbaar plezier schept in interviews als Joseph O’Connor. Met uitzondering van gretige debutanten, die hun eigen mythen nog geen talloze keren herkauwden, schuiven de meeste auteurs niet meteen dolenthousiast aan tafel voor een gesprek. O’Connor is nochtans geen beginneling. ‘Als schrijver zit je constant geïsoleerd in je kantoor. Het is fijn om dat patroon te doorbreken en mensen te ontmoeten die over je boek willen praten. Het interesseert me echt wat jullie ervan denken.’
‘Redemption Falls’ is O’Connors zesde boek. Eerder verschenen ‘De verkoper’, Inishowen’ en ‘Stella Maris’ in het Nederlands. Laatstgenoemde was de opener van een trilogie over Ierse immigratie, O’Connors nieuwste is deel twee. Net als ‘Stella Maris’ is het een turf die je heel wat winteravonden zoet zal houden. ‘Redemption Falls’ is geen sequel op ‘Stella Maris’, een verhaal over Ierse migranten die de 18de-eeuwse aardappelhongersnood in hun land ontvluchten en uitwijken naar de V.S. De setting is nieuw en de personages zijn dat ook. ‘Redemption Falls’ begint in 1865, vlak na het einde van de oorlog tussen Noord en Zuid. Eliza Mooney is een meisje dat blootsvoets door verwoeste spookstadjes trekt, op zoek naar haar broertje, Jeddo. Ze zal het pad kruisen van James Con O’Keeffe, gouverneur van Redemption Falls, de hoofdstad van een wetteloos, nog niet in kaart gebracht gebied.
‘Het begon voor mij allemaal met Eliza die door een verwoest landschap loopt. ’s Nachts dienden die beelden van haar zich steeds weer aan en ik kon ze niet loslaten. Nochtans was ik toen bezig met een hedendaags verhaal. Ik heb die moderne roman opzij gelegd voor wat ‘Redemption Falls’ zou worden. Ik stelde me Eliza niet voor in Boston of New York, de traditionele centra voor verhalen over migratie. Het landschap was veeleer onherbergzaam, ze zwerft over moerasgrond, zwampen en kaalgesleten terrein.’
Historische romans staan vaak stijf van de feitjes en details. Sommige schrijvers kunnen het nu eenmaal niet laten om te etaleren hoe grondig hun research wel was. Ze onderbreken hun verhaal voor een uiteenzetting over korsetten en dan krijg je als lezer de indruk naar een powerpoint-presentatie te kijken. Zo niet bij O’Connor die zich voor ‘Redemption Falls’ heel grondig documenteerde maar steeds op zijn hoede was voor al te veel verstikkende weetjes.
‘Ik heb veel gelezen en ik trok ook een jaar rond in de V.S. Ik wou het landschap beter leren kennen, de regionale accenten bestuderen. Een Ierse migrant uit Louisiana klonk anders dan één uit Boston. In de New Yorkse bibliotheek vind je opnames van al die accenten. Ik krijg veel lof om de manier waarop ik al die verschillende stemmen in het boek laat weerklinken, blank, zwart, rijk, arm. Toch liet ik me vooral leiden door mijn fantasie. Voor ik begon te schrijven, heb ik al dat vooronderzoek laten bezinken. De feiten zaten wel nog in mijn achterhoofd maar de verbeelding nam het voortouw en zo moet dat ook. Het is trouwens een illusie dat we nu nog een honderd procent accuraat verhaal kunnen schrijven over de negentiende eeuw. Hoe weet je bijvoorbeeld op welke manier mensen liefhadden, rouwden, boos werden? Je moet bedenken dat we het hier hebben over een tijdperk dat nog geen Freud, democratie of vrouwenrechten kende. De intellectuele en emotionele ingesteldheid van een negentiende-eeuwer was allicht heel anders dan de onze.’
Voor O’Connor hebben historische romans pas een waarde als ze ook iets te vertellen hebben over onze wereld vandaag:
‘Ik hoop zeer dat mijn verhalen een hedendaagse hartslag hebben. Volgens mij zijn ‘Stella Maris’ en ‘Redemption Falls’ misschien wel de modernste boeken die ik al schreef. Kijk bijvoorbeeld eens naar O’Keeffe en zijn attitude tegenover het Zuiden. Hij streed aan de zijde van de noorderlingen maar was toch niet gekant tegen slavernij. In O’Keeffes ogen is het Zuiden paradijselijk, een exotische plek met mooie vrouwen. Wij zouden zijn houding naïef noemen, maar ze was karakteristiek voor die tijd. Ook president Lincoln was bij het begin van de oorlog geen tegenstander van slavernij. O’Keeffe verkoos, net als het gros van de noorderlingen, om de ogen te sluiten voor het onrecht in het Zuiden. Je kan het vergelijken met de manier waarop hedendaagse westerlingen door Afrika reizen of omgaan met beelden van hongersnood. Af en toe geven we wat geld om ons geweten te sussen, maar in wezen zijn er weinig westerlingen die echt bereid zijn om hun levensstijl te veranderen, als dat Afrika ten goede zou komen. We moeten ons dus echt wel hoeden voor morele superioriteit als het om slavernij in het Zuiden gaat.
Ik heb ook de nog steeds hardnekkige mythe van de Amerikaanse droom willen doorprikken. Natuurlijk is dat een heel nobel en bewonderenswaardig idee maar het heeft weinig uitstaans met de werkelijkheid. Over de slaven sprak men in dezelfde termen als over vee. Veel Ierse of Chinese migranten waren er niet veel beter aan toe. Ze waren wel vrij maar die vroegste migranten kenden veel honger en ontbering.’
Spilfiguur in dit epische verhaal is de ongrijpbare O’Keeffe, een Ierse vrijheidsstrijder die verbannen werd naar Australië en vervolgens ontsnapte naar de V.S.:
‘O’Keeffe is voor mij echt een modern personage, iemand die zichzelf niet begrijpt. Ik denk dat de lezer aan het eind beter weet hoe O’Keeffe in elkaar zit dan de man zelf. Hij voelt zich gevangen door de opgelegde mannelijkheid die je toen aan de dag moest leggen. Eigenlijk doet hij me denken aan de mannelijke hoofdpersonages in een Verdi-opera, tragisch en romantisch. O’Keeffe zit vol contrasten en tegenstrijdigheden en die leiden tot permanente onvrede. Ik denk dan ook dat hedendaagse lezers O’Keeffe nog wel herkenbaar zullen vinden. Ik heb mij voor O’Keeffes c.v laten inspireren door het leven van Thomas F. Meagher, die ook lezingen gaf in New York en daarna aan Noorderlijke zijde vocht. Voor de emotionele invulling van zijn personage liet ik mijn verbeelding wel de vrije loop, want zelfs Meaghers liefdesbrieven klinken zakelijk. Alsof hij wist dat zijn documenten honderd jaar later nog gelezen zouden worden.’
Als student hield O’Connor helemaal niet van 19de-eeuwse schrijvers als Dickens of Hawthorne, hij vond hen veel te paternalistisch. Dat is nu wel anders. ‘Redemption Falls’ is een speelse hommage geworden aan het werk van de Victoriaanse grootmeesters:
‘Bij Dickens had je een alwetende verteller die je meetrok in het verhaal, bij mij heb je veel meer stemmen. Toch denk ik dat de stijl en structuur wel wat negentiende-eeuws aandoen. Je hebt lange titels aan het begin van elk hoofdstuk, net als in feuilletonromans uit die tijd. Ik voer ook Dickensiaanse personages op: het weesjongetje, de verraden vrouw. Ik hoop wel dat ik hen meer psychologische diepgang heb gegeven. Hoe meesterlijk de verhaallijnen ook waren bij Dickens, hij creëerde toch vooral tweedimensionele personages.
Behalve 19de-eeuwse literatuur inspireerden de muziek van Woody Guthrie en Bessie Smith me bij het schrijven. Westerns hebben op een onrechtstreekse manier ook hun stempel nagelaten. De schietscènes spelen zich af in het donker, zodat ze niet de grote climax vormen. Ik verzet me tegen de westerntraditie en de manier waarop het pioniersleven daarin geportretteerd wordt. Ik hoop dat mijn boek minder archetypisch is en dat het toont hoe chaotisch en multicultureel het Westen echt was.’

Eliza Mooney trekt door een hallucinant Amerika. De gebieden die O’Connor beschrijft waren in de jaren 1860 nog niet in kaart gebracht. Dit gaf O’Connor heel wat artistieke vrijheid:
‘Als schrijver en stilist kon ik me heel wat meer permitteren dan wanneer je over een goed gedocumenteerde plek schrijft, zoals het negentiende-eeuwse New York. Toch dacht ik aan bestaande plaatsen tijdens het schrijven. Ik heb Montana bezocht om er de sfeer in wintertijd op te snuiven. Het is tot op de dag van vandaag een moeilijk bereikbare, nauwelijks bevolkte plaats met beruchte sneeuwstormen. Je kan je er moeilijk verplaatsen. In Helena, de hoofdstad, dringen de herten tot diep in het centrum door. Als de mens er zou verdwijnen, dan kreeg de natuur zo weer de bovenhand in Helena. In 1860 was Montana nog een pak minder toegankelijk. Het gebied maakte toen nog geen deel uit van de V.S. In brieven van pioniers aan familie in Washington of New York lees je constant ‘How are things back in the States?’ Die pioniers hadden het gevoel in een ander land te wonen. Redemption Falls ligt ook in zo een onbestemd gebied.’

Voor het slot van zijn migrantentrilogie wil O’Connor een kleinschalig en intiem verhaal brengen. In de jaren 1920 werd de beroemde Ierse theaterschrijver John Millington Synge verliefd op de veel jongere actrice Molly Allgood. Synge was Anglo-Iers, uit een protestantse familie van landeigenaars. Allgood kwam uit de katholieke arbeidersklasse. Hun geheime romance was een Romeo- en Julietteverhaal met een ongelukkige afloop.
‘Synge koos voor fatsoen en niet voor de liefde. Hij stierf jong en betreurde vlak voor zijn dood dat hij niet ging samenleven met Molly. Ik vind de schijnheiligheid toen bij de hogere klassen interessant. Yeats, een collega van Synge en Allgood bij het Abbey Theatre, verzette zich tegen de affaire. Toch had hij er blijkbaar geen enkel probleem mee om Ierse werkmeisjes als personages op te voeren op het toneel.
Hoe gaat een land om met zijn verleden? Dat is voor mij één van de belangrijkste thema’s van de trilogie. Ook in het derde deel zal je die thematiek terugvinden. Op welke manier verwerkt Amerika een burgeroorlog of een geschiedenis van moeizame migraties? Door er een ongevaarlijke klucht van te maken. In de jaren 1920 krijg je veel komische toneelstukken met stereotiepe Ieren. Die hebben weinig te maken met de realiteit. Behalve farce is ook sentimentaliteit is een manier om het verleden een plaats te geven. Volgens mij heeft sentimentaliteit nochtans weinig te maken met herinneren, wel met vergeten. Walt Whitman zei ooit dat de echte burgeroorlog nooit in de boeken zou terechtkomen. Hij vond dat een goede zaak omdat oorlogsgruwelen te pijnlijk zijn. Ik twijfel nog over de manier waarop je je het verleden best herinnert. Het Amerikaanse sentimentele‘geheugenverlies’ is niet ideaal maar Ieren hebben dan weer de neiging om zich te zeer vast te klampen aan vroeger. Ze schrijven er liederen over en richten standbeelden op. Mijn collega Colm Toibin, ook een Ier, vertelde me dat zijn moeder onlangs boos op hem werd toen hij een oude schoolvriend aansprak. De reden was compleet absurd: de voorouders van die man deden ooit mee met de Engelsen. Maar dat was meer dan tweehonderd jaar geleden! Ierse koppigheid is al net zo zinloos als de Amerikaanse sentimentele reflex.’
Wat vinden Amerikanen trouwens van de manier waarop een Europeaan over hun oorlog schrijft?
‘Voorlopig is de respons positief, maar ik maak me op voor negatieve kritiek. Er zijn heel veel Amerikaanse boeken over de burgeroorlog met een nette chronologie, een eenduidig verhaal. Je zou ze het geschreven equivalent kunnen noemen van de rollenspelen over de burgeroorlog die sommige Amerikanen tijdens het weekend opvoeren. ‘Redemption Falls’ is toch helemaal anders.
Ach, eigenlijk maak ik me weinig zorgen om Amerikaanse reacties. Dat er een Italiaanse, Duitse en Nederlandse vertaling verschijnt, vind ik belangrijker dan de Amerikaanse uitgave. Vroeger waren Ierse auteurs erg gefocust op Angelsaksische landen. Nu zien we onszelf veel meer als Europeanen en we zijn gelukkig als ze onze boeken op het continent ook willen lezen.’

***

Joseph O’Connor, Redemption Falls, NW A’dam, 512 blz.

Recensie:

1865, het einde van de Amerikaanse burgeroorlog. De zeventienjarige Ierse Eliza Mooney is op zoek naar haar broertje die ze tijdens de woelige oorlogsjaren uit het oog verloor. De twee hebben enkel nog elkaar. Het meisje loopt ‘in vierkwartsmaat. Een wandelende vracht liedjes’. Haar pad gaat langs geblakerde landhuizen en hongerige kaaimannen. De apocalyptische openingsbeelden van ‘Redemption Falls’ zetten meteen de toon voor de rest van deze ambitieuze ensembleroman. Het proza is duizelingwekkend, al zullen sommigen het te barok vinden. Behalve de Ierse weeskinderen voert O’Connor een dichteres met liefdesverdriet, een gluiperige cartograaf, een weggelopen slavin en een bloeddorstige outlaw op. De mooiste rol is die van James Con O’Keeffe, de tragische anti-held van het verhaal. In Redemption Falls tracht hij het leven te hervatten na de oorlog maar zijn demonen beloeren hem in zijn slaap. Joseph O’ Connor liet in ‘Stella Maris’ zien dat hij een rasverteller is. Ook hier staat zijn sierlijke vertelkunst in dienst van een spannende plot met de nodige onwaarschijnlijkheden. Dit is immers een roman in negentiende-eeuwse stijl die bol staat van de duistere verwikkelingen. Toch lees je het boek niet snel en zeker niet enkel om de ingewikkelde intriges. O’ Connor loodst je door middel van bijbelpassages en liedteksten mee naar The Deep South, waar een allegaartje van migranten, desserteurs en gevallen vrouwen een onwaarschijnlijke gemeenschap opbouwen. Het in prachtige volzinnen gevatte landschap is misschien wel het allersterkste personage van