Sherwin Nuland – Hoe wij oud worden (Het medisch weekblad)

De kunst van het oud worden Nu de bevolking steeds meer vergrijst, dringen de vragen rond een zinvolle invulling van de laatste levensjaren zich op. De Amerikaanse Sherwin B.Nuland, hoogleraar chirurgie en auteur van ‘Hoe wij sterven’, schreef er een boek over.

Ruim tien jaar na de publicatie van zijn bestseller ‘Hoe wij sterven’ komt Nuland aandraven met ‘Hoe wij oud worden’. In de openingshoofdstukken beschrijft hij de fysieke processen die een ouder wordend hart of brein ondergaan. Toch heeft hij het vooral over de mentaal-emotionele manier waarop we het leven op hoogbejaarde leeftijd zouden moeten aanpakken. We praatten met de 77-jarige Nuland over zijn verrassend optimistische boek:

‘Oudere mensen durven wel eens te vergeten dat er geen echte breuk is tussen je dertiger, veertiger, vijftiger jaren. Als zeventigjarige ben je een verderzetting van de persoon die je daarvoor was. Je hoeft echt niet met al je eerdere gewoonten te kappen. Aan de andere kant durven bejaarde mensen zichzelf wel eens te overschatten en leveren ze fysieke inspanningen die hen net iets te zwaar vallen. Je moet een balans trachten te vinden en dat vergt wel enige tijd.’

Wat zijn de moeilijkste aspecten van het ouder worden?

‘Ziekte en fragiliteit zijn hard, maar daarnaast is het vooral lastig om geconfronteerd te worden met mensen die je compleet hebben afgeschreven. Jongere mensen hebben het moeilijk om bejaarden ernstig te nemen. Ze beseffen niet dat ook zeventig- of tachtigjarigen tot grootse dingen in staat zijn. Dat idee wordt versterkt door het beeld van bejaarden in boeken en films. Daarin zie je hen vaak als broos, infantiel zelfs. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vijftigjarigen tegen me vertellen: ‘Ik verwacht dat ik zwak en ziekelijk zal eindigen.’ Wie dat gelooft en wie geen weerstand biedt aan de ouderdom, zal inderdaad sneller problemen krijgen op latere leeftijd. Ik wil hier geenszins gaan beweren dat de meeste tachtigjarigen superhelden zijn, maar ze zijn wél tot veel meer in staat dan ze zelf denken. Dat heb ik in mijn chirurgenpraktijk zo vaak gemerkt. Wanneer hoogbejaarden geopereerd worden, zien ze erg op tegen de revalidatie. Als arts heb je al je overredingskracht nodig om hen ervan te overtuigen dat ze nog behoorlijk wat fysieke oefeningen kunnen doen.’

Treft de geneeskunde ook schuld in die vrij betuttelende manier waarop we omgaan met bejaarden?

‘Absoluut, ik wil zeker niet mijn handen in onschuld wassen. Dokters en bejaardenhelpers behandelen bejaarden al te vaak op een infantiliserende manier. Ze onderschatten hen. Ook ouderen hebben nood aan taken die hen uitdagen op fysiek of op intellectueel vlak. Zowel in de V.S. als in Europa is het medische beleid nog te eenzijdig gericht op ziektebehandeling. Bovendien gaat er te weinig aandacht naar psychologische ziekten bij ouderen. Twintig procent van de bejaarden in de V.S. lijdt aan een klinische depressie. Daar is nauwelijks belangstelling voor vanuit de geneeskunde, terwijl depressie bij ouderen goed te behandelen is.’

Welke initiatieven zouden er moeten komen vanuit medische hoek?

‘ Ik ben een grote voorstander van activiteitengroepen. Ook ouderen moeten deel kunnen uitmaken van productieve groepen. Het is niet voldoende dat ze samenkomen en wat vrijblijvend praten, er moet een eindproduct zijn. Dat geeft je immers een gevoel van trots en vervulling. Zo ben ik zeer onder de indruk van de projecten van de psycholoog René La Forestrie. Hij heeft creativiteit gebracht in het saaie leven van bejaardentehuisbewoners. Ik ontmoette hem in een tehuis in een voorstad van Parijs, waar hij de bewoners aanzette tot schilderen. Sommigen gingen zo compleet op in het moment dat ze enkel nog aan hun kunstwerk konden denken. Uit mijn gesprekken met La Forestries patiënten bleek hoezeer zij nood hadden aan concrete, directe taken.
Verder vind ik ook dat de ministeries voor gezondheid veel meer fondsen moeten vrijmaken voor fitnesscentra, zwembaden en sportclubs voor bejaarden. Wie zowel op geestelijk als fysiek niveau bezig blijft, zal zich ook op hoogbejaarde leeftijd fitter voelen.’

U heeft nogal wat kritiek op het onderzoek van experimentele wetenschappers als Aubrey De Grey. Waarom?

‘De Grey voert aan het MIT onderzoek naar manieren om ons leven te verlengen. Vooral rijke miljonairs die graag 120 jaar zouden worden, volgen zijn vorderingen met heel wat belangstelling. Ik vind dat mensen als De Grey de verkeerde vragen stellen. We moeten niet op zoek gaan naar het eeuwige leven. Wél moeten we veel meer zorg besteden aan de levenskwaliteit van hoogbejaarden. Met minimale en haalbare inspanningen kan je op een prettige manier ouder worden. Natuurlijk zijn er kwaaltjes, ziektes en moeilijke aspecten, maar voor heel wat ondernemende tachtigjarigen die ik ken, is het leven geen kommer en kwel. Ik ben zelf het levende bewijs van mijn theorie. Ik ga nog vaak naar de sportschool en ik blijf lezen en schrijven. Inmiddels ben ik alweer bezig met een nieuw boek. Ik interview gerespecteerde geneeskundigen over spraakmakende gevallen uit hun carrière.’

Sherwin B.Nuland, Hoe wij oud worden, De Bezige Bij, 269 blz.