Junot Diaz interview (De Standaard)

Schrijven voor de toekomst

Het openingsevenement van Amsterdam Wereldboekenstad haalde Pulitzer Prize-winnaar Junot Diaz binnen. Hij sprak er vol begeestering over ‘Het korte maar wonderbare leven van Oscar Wao’.

Het is feest in Amsterdam. De lente breekt voor het eerst dit jaar echt door. Op de trappen van de Openbare Bibliotheek straft de zon de roekelozen. In geen tijd kleurt wit vlees onheilspellend rood. Door de luidsprekers galmen gedichten en ook binnen valt er heel wat te beleven. Meezingen met Annie M.G. Schmidt bijvoorbeeld. Of luisteren naar schrijvers. Naast Vikram Seth en Louis de Bernières is Junot Diaz hier te gast. Vorig jaar verscheen zijn romandebuut ‘Het korte maar wonderbare leven van Oscar Wao’, één van de mooiste boeken van 2007. Het won onlangs de Pulitzer Prize voor fictie. Diaz woonde achtereenvolgens in Santo Domingo en New Jersey. Nu leeft hij in New York.
Elf jaar geleden bombardeerde de internationale pers Diaz tot het nieuwste literaire wonderkind. Zijn verhalenbundel ‘Drown’ leverde de jonge schrijver indrukwekkende prijzen en beurzen op. The New Yorker tipte Diaz als één van de grote auteurs voor de éénentwintigste eeuw. Bezweek Diaz onder de lyrische lofbetuigingen en overtrokken verwachtingen? Wat er ook van zij, het duurde meer dan een decennium voor zijn debuutroman verscheen. Nu heeft hij geen zin meer om te praten over zijn writer’s block:
‘Het duurde gewoon erg lang om mijn eerste roman te schrijven. Ik heb minstens duizend pagina’s weggegooid. Niet iedereen heeft het in zich om elk jaar iets nieuws af leveren. Ik wil ook dat elk boek bijzonder is en helemaal anders dan het vorige.’
‘Het korte maar wonderbare leven van Oscar Wao’ was het lange wachten meer dan waard. Diaz doet het verhaal van een Dominicaanse familie onder het bewind van dictator Trujillo, die het eiland regeerde van 1930 tot 1961. Abelard de Léon is een intellectueel die zijn gedachtegoed binnenskamers houdt want Trujillo’s spionnen zwermen overal uit. De geile dictator ‘die elke toto in de Dominicaanse Republiek als zijn persoonlijke eigendom beschouwde’ dreigt zich te vergrijpen aan één van Abelards dochters. Om het meisje te beschermen verraadt Abelard de dictator en dat zal hij geweten hebben. Op de de Léons rust voortaan een vloek, een fuku zoals de Dominicanen zeggen. Abelards dochter Beli wordt bont en blauw geslagen en verbrand door Trujillo’s mannen. Met van nek tot onderrug ‘een etterend maanlandschap’ vlucht ze naar de Verenigde Staten. Haar kinderen, Lola en Oscar, kennen haar als een harde tante met een mysterieuze voorgeschiedenis. Beeldschone punkmeid Lola bekommert zich om het lot van haar moddervette, nerderige broer, die de Dominicaanse Tolkien wil worden. Oscars wanhopige verliefdheden zijn krachtiger dan supernova’s maar tot zijn dertigste ziet niet één vrouw hem staan.
Zelden een boek gelezen dat je zo een adrenalinestoot geeft als dit wrede, grappige en opzwepende verhaal. Diaz schrijft met brio over liefde en lijden binnen drie opeenvolgende generaties:
‘Ik wist al heel snel dat ik een boek wou dat vele jaren omspant. Wel had ik aanvankelijk het idee om een de Léon het verhaal te laten vertellen. Daar ben ik van afgestapt. Nu is Yunior, Oscars kamergenoot op de universiteit, de verteller. Dat maakt een fundamenteel verschil. Je stelt je namelijk de vraag: “Waarom vertelt Yunior dit verhaal?” Afhankelijk van je antwoord krijg je een heel ander soort boek.’
Beli, Oscar en Lola wonen in New Jersey. Diaz verhuisde er op zesjarige leeftijd naartoe. Hoe was het om er op te groeien?
‘New Jersey verhoudt zich tot New York, zoals de Dominicaanse Republiek tot de V.S. Het is in veel opzichten een marginale plek naast New York. Het is net over de rivier maar niemand maalt erom. De Dominicaanse Republiek is ook vlakbij de V.S. maar voor Amerikanen is het een irrelavnte plaats. Ik had een typische migrantenjeugd. We kwamen aan in New Jersey in de jaren 1970. Ik kende een moeilijke maar liefdevolle kindertijd met de nodige ontberingen. Ik voelde me dikwijls dodelijk eenzaam maar ik had ook goede vrienden en een fijne familie. Het was een leven vol contradicties. Immigratie heeft een grote impact op de betrokkenen. Het hardt je en het leidt tot opvoedingsmethodes die niet altijd even subtiel of geschikt zijn. Het verhaal van Beli en Lola toont dat duidelijk aan. Beli is getraumatizeerd door de gruwelen die haar overkwamen op de Dominicaanse Republiek. Ze probeert dat angstvallig voor haar kinderen te verbergen. Haar façade lijkt ongenaakbaar. Beli denkt dat haar kinderen genoeg hebben aan eten en kleren. Ze beseft niet dat Lola haar verhaal maar wat graag zou horen. Lola voelt zich namelijk losgeslagen, ontworteld. Zij heeft te weinig verhaal, Beli heeft er te veel.’
Als kind kreeg Diaz evenmin de verhalen te horen waarnaar hij zo hunkerde:
‘Dominicanen vertelden graag over hun eerste jaren in de V.S., over de gekke jobs die ze hadden. Over het verleden ving je nu en dan een flard op maar dat was heel beperkt. Over Trujillo werd met geen woord gerept, politiek was taboe. Ik hoorde enkel banale, kleinschalige anekdotes over de Dominicaanse Republiek. De politiek-economische situatie bleef onbesproken. Ik heb heel veel research moeten doen voor dit boek, al leerden de stiltes in conversaties vroeger me ook al één en ander.’

Darth Vader

Migrantenervaringen laten zich volgens Diaz moeilijk in woorden vatten. Eigenlijk is hij schrijver geworden omdat hij op zoek was naar de juiste taal voor zijn verhaal:
‘Ik wil dingen beschrijven waarvoor er geen taal is. Verhalen over migratie zijn nooit simpel en eenduidig. Ik heb een paar jaar geleden voor zes maanden in Amsterdam gewoond. Ik merkte toen hoe hysterisch Nederlanders reageren op migratie. Ze vallen terug op emotionele en simplistische standaardverhalen als ‘Alle migranten zijn dieven’ of ‘Ze moeten zich maar aanpassen aan ons.’ Maar wie zijn ‘de Nederlanders’? Het pure, magische oord van weleer is er al lang niet meer. Een natie met twee of drie miljoen migranten is een ander land geworden, of de inwoners dat nu fijn vinden of niet. Ik hoop dat mijn boeken een andere versie brengen van het migrantenverhaal. Geen gemakkelijke, maar wel een eerlijke, denk ik.’
Diaz is op zoek naar waarachtige verhalen, al betekent dat nog niet dat hij ook realistische fictie schrijft. De Dominicaanse Republiek lijkt bij hem wel een parallel universum.
‘Hoe kan ik het verhaal brengen van een migrant die in 1974 naar New Jersey trekt? Dat heb ik me jarenlang afgevraagd. Ik ontdekte dat realistische fictie die ervaring niet kan weergeven, omdat ze te bizar, immens en overweldigend was. Er zitten veel sciencefictionverwijzingen in het boek omdat Oscar van dat genre houdt. De scifibeelden en -metaforen hielpen me ook om de Dominicaanse Republiek tot leven te roepen. Enkel door er een fantasyverhaal van te maken, kon ik de sfeer op het eiland herscheppen. Er is niets alledaags aan de Caraïben. Niet dat het een magische plek is, wel een vreemd, onheilspellend oord. Ik zie dit boek dan ook niet enkel als het verhaal van drie generaties Dominicanen. Het is net zo goed het relaas van Yuniors evolutie. Yunior schrijft zelf hyperrealistische misdaadfictie. Hij ontdekt geleidelijk aan dat de wereld niet altijd in realistische termen beschreven kan worden.’
Geen wonder dat Diaz zo dol is op genrefictie. Sciencefictionverhalen, horror, fantasy zijn volgens hem allerminst banaal:
‘Zogenaamde literaire kenners halen hun neus op voor weerwolfverhalen, omdat die imbeciel zouden zijn en enkel clichés zouden bevatten. Als je het wil hebben over hoe onze lichamen veranderen, kan je dat niet met realistische verteltechnieken. Herinner je je nog hoe schokkend het was om voor het eerst je schaamhaar op te merken? Of hoe je als puber het gevoel had dat je armen drie keer te lang waren? Horrorverhalen kunnen de enorme emotionele impact van fysieke transformaties weergeven. Ik vind genrefictie vaak gedurfder dan zogenaamd realisme. Alleen lijkt dat niet zo. Mensen zijn afgeleid door het bloed en geweld in horror en merken niet dat er meer aan de hand is.’
Trujillo is de Darth Vader van de Dominicaanse Republiek. Er doen vreemde geruchten de ronde over de bloeddorstige dictator. Hij zou onzichtbaar zijn en nooit zweten. Hij lijkt over welhaast goddelijke krachten te beschikken:
‘Als je over Trujillo enkel in economische, politieke, culturele of postkoloniale termen praat, mis je een heleboel. Hij waande zich een superheld en ontleende veel inspiratie aan religieuze en bovennatuurlijke verhalen om de mythe rond zijn persoon te creëren. Hij gebruikt scifi om aan de macht te blijven. Amerikanen vallen ook voor figuren die hun macht op extreme manieren laten gelden. Ze geloven wel niet in folklore, zoals de Dominicanen. Amerikanen geloven in samenzweringen en X-Files-achtige complotten.’
Welke rol speelt de fuku nog in het leven van Dominicanen vandaag de dag?
‘Geen enkele. Nu is de fuku niet meer dan veilige folklore. Als je aan honderd mensen jonger dan 25 vraagt of ze de fuku kennen, dan krijg je misschien twee positieve antwoorden. Het is niet meer dan een ver verhaal en boezemt geen echte angst meer in.’

Veeltonig

Eigenlijk biedt ‘Het korte maar wonderbare leven van Oscar Wao’ twee verhalen voor de prijs van één. Het boek staat vol voetnoten die een tegengewicht bieden aan het hoofdverhaal:
‘Ik was helemaal in de wolken over de roman “Texaco” van Patrick Chamoiseau, waarin hilarische voetnoten staan. Voor mijn eigen roman wou ik iets gelijkaardigs. De voetnoten vormen meer dan een leuke frivoliteit. Dit is nu eenmaal een boek over ons verlangen naar duidelijke verhalen, een boek over autoritaire en – soms – onbetrouwbare vertellers. De voetnoten vormen een tegenverhaal. Normaal gezien bevestigen voetnoten de eruditie van de auteur. Ze vertellen: ‘Kijk eens hoeveel boeken ik heb gelezen?’ In mijn roman is dat niet zo. Ze ondermijnen het hoofdverhaal en slaan sommige beweringen van de verteller aan diggelen. Ze vormen een mix van historische feiten, grappen en roddels. Ik hoop dat ik op die manier lezers laat nadenken over ons verlangen naar een duidelijke, onwrikbare autoriteit.’
Lezers nemen beter af en toe eens een frisse duik in het onbekende, vindt Diaz. Ze mogen van een boek niet verwachten dat ze er elk woord van zullen snappen. Daarom heeft de schrijver ook zo een hekel aan woordenlijsten in romans:
‘In de Amerikaanse editie van mijn boeken staan er gelukkig geen. Europeaanse uitgevers drongen erop aan, dus nu vind je ze wel in vertalingen. Misschien komt het wel door de Europese Verlichtingstraditie, die obsessieve hang naar kennis? Ik weet het niet. Ik vind het zelf niet erg om een boek te lezen, waarin woorden staan die ik niet ken.’
Diaz’ roman is geschreven in een mix van Nederlands en Spaans (Engels en Spaans in het origineel, km), die zich ook vlot laat lezen door wie geen Spaans kent:
‘Of Dominicaanse migranten in New Jersey praten zoals de personages in mijn boeken? Niet echt. Ik wil met die taal vooral aantonen hoe complex en veeltonig de wereld wel is. Ons universum gonst van de dialecten, neologismen en onbekende verhalen. In de wereld die ik ken, weerklinken allerlei talen. Sommige begrijp ik, andere niet.’
Diaz woont al 34 jaar in de V.S. maar hij keert nog geregeld terug naar Santo Domingo:
‘Het is een ingewikkelde plek. Mensen zijn er gelukkig, het toerisme bloeit. Toch is de Dominicaanse Republiek nog steeds het slachtoffer van de wanpraktijken van politieke en sociale elites. Het land lijdt ook onder haar postkoloniale relatie met de V.S. Aan het einde van de zomer komt de vertaling van mijn roman er uit. Met wat geluk zal het een dialoog op gang brengen.’
Diaz hoopt dat zijn boeken een lang leven beschoren zijn. Hij vindt dat veel te veel boeken irrelevant blijken in de toekomst:
‘Het is leuk om applaus en jubelende recensies te krijgen. Toch betekent dat niets, wanneer de houdbaarheidsdatum van je werk beperkt is. Ik schrijf voor de toekomst. Over mijn verhalenbundel ‘Drown’ mag ik alvast niet klagen, mensen lezen hem nog steeds. Dat ik de Pulitzer kreeg, is erg fraai. Voor het eerst in mijn leven kan ik vakantie te nemen dankzij die geldprijs. Maar als je wil weten wat de Pulitzer écht voor mij betekent, dan zeg ik je: ‘Hij interesseert me geen barst.’ Ik wil kunnen werken, dat is het enige wat telt. Ik kom uit een gezin waar winnen en triomferen onbelangrijk waren. Meer nog, het werd ontmoedigd om ergens in uit te blinken. Mijn ouders deden niets anders dan hard werken. Ze vonden niet dat daar beloningen bij hoorden.’
Zal Diaz terugkeren naar de kortverhalen waarmee hij naam maakte of komt er een tweede roman?
‘Ik denk niet dat het kortverhalen worden. Die zijn aartsmoeilijk. Ik heb hard gezwoegd aan ‘Drown’. Een kortverhaal is als een edelsteen, het mag niet één foutje bevatten. Romans zijn als huizen. Zelfs met al hun onperfectheden houden ze stand. Ik denk dat ik me maar aan een nieuwe roman zal wagen, maar vraag me vooral niet hoe lang ik eraan zal werken.’

****
Junot Diaz, Het korte maar wonderbare leven van Oscar Wao, vertaald door Peter Abelsen, Mouria, Amsterdam, 334 blz.