Chocolade (De Tijd)


Voedsel van de goden

Nu Pasen voor de deur staat, draait de verkoop van chocolade weer op volle toeren. Kinderen zijn vooral tuk op de sterk gesuikerde variant van het donkere goedje en vaak blijft van de intrinsieke chocoladesmaak nog weinig over. Ook met Sinterklaas en Kerstmis blijkt chocolade het ideale geschenk. Wat hebben ons favoriete zoetgoed en religie eigenlijk met elkaar te maken? Wie terugblikt op het verleden, merkt dat de relatie tussen chocolade en spiritualiteit eeuwenoud is.

Kathy Mathys

De geschiedenis van chocolade is er één vol misvattingen en mythologisering. Over de verspreiding van de cacaoboon van Mexico naar het Europese continent doen de meest wilde verhalen de ronde. De bakermat van chocolade is echter wel bekend. Die ligt in Midden-Amerika en meerbepaald in Zuid-Mexico, Belize, Guatemala, El Salvador en Honduras. Op de stam van de cacaoboom groeien peulen waaruit cacaobonen worden gehaald. Er bestaan verschillende varianten van de cacaoboom maar de smaak van de criollo-bonen wordt door kenners als de meest subtiele bestempeld. Het is net deze soort die door de vroegste chocoladekwekers werd geteeld. Tegenwoordig wordt 80 % van de chocolade verkregen uit de minder verfijnde forastero-bonen, die in oorsprong afkomstig zijn uit Zuid-Amerika. In 1753 kreeg de cacaoboom een wetenschappelijke naam van de Zweed Carl von Linné : Theobroma cacao. Het eerste deel van de naam is Grieks en betekent ‘voedsel van de goden’, het tweede deel is de naam die Europeanen overnamen van de inheemse inwoners van Midden-Amerika.
Bij ons is chocolade populair bij kinderen en wordt het vooral in vaste vorm gebruikt. Dat was ooit anders. Bijna heel de geschiedenis werd chocolade gedronken en het was beslist geen snoepje voor de kleintjes. In Europese geschriften wordt vaak vermeld hoe de de Europese ‘conquistadores’ chocolade leerden kennen via de Azteken. Toch waren er al vroegere contacten met chocola dankzij de Maya’s.
De voorlopers van de Maya’s in Centraal-Amerika waren de Olmec en de Izapan. Tussen 1500 voor Christus en 400 A.D. leefden de Olmec aan de Golf van Mexico. Ze hadden een rijke en gesofisticeerde cultuur die doet vermoeden dat ze als eerste chocolade kweekten. Hun schrift kan men echter nog niet ontcijferen zodat hierover geen absoluut uitsluitsel is. De verhalen van de Izapan, die vanaf 1000 voor Christus neerstreken in Guatemala, kan men wel lezen en in hun beroemde epos ‘Popol Vuh’ wordt de chocoladeboon verschillende keren vermeld. Ze heeft er echter geen sacrale connotaties zoals bij de Maya’s en de Azteken en wordt afgeschilderd als een koopwaar.
Vanaf 250 A.D. tot in de negende eeuw beheersen de Maya’s Midden-Amerika. Van de klassieke Maya-periode zijn geen geschriften meer bewaard. In de graftomben van een aantal leden van de elite vond men echter vazen met gravuren en schilderingen die getuigen van een chocoladecultus. Uit het laat-klassieke tijdperk zijn wel nog teksten. Hieruit blijkt dat cacaobonen gebruikt werden in uitgebreide godsrituelen. Mayagoden worden dikwijls afgebeeld terwijl ze bloed over de bonen sprenkelen. Later zouden ook de Azteken de donkere kleur van de cacaoboon associëren met die van bloed. De handelaars, voor wie chocolade één van de belangrijkste verkoopsartikelen vormde, hadden hun eigen godheid, Ek Chuah, die ook met cacaobonen werd vereerd. Ook bij huwelijksbanketten speelden chocoladebrouwsels een fundamentele rol en de Maya’s hadden zelfs een doopritueel waarbij ze de cacaoboon gebruikten. Op gastronomisch vlak legden ze heel wat creativiteit aan de dag en kenden ze een volledig assortiment van warme drankjes en pappen. De smaak werd vaak aangescherpt met lokale kruiden zoals chilli.
Tegen de 14de eeuw veroverden de Azteken de grootste delen van Midden-Amerika. Ze waren uitgekiende oorlogsstrategen en ontleenden talloze elementen aan vreemde culturen. Van de Maya’s uit Putún staken ze heel wat op over de chocoladehandel. In hun legendarische hoofdstad Tenochtitlan vergaarden de Azteken de oorlogsbuit en de cacaoboon vormde één van de hoofdprijzen. Ze werd immers niet enkel verwerkt in drankjes maar fungeerde ook als betaalmiddel. Ondanks de pralerige levensstijl van de elite in de hoofdstad kende de cultuur van de Azteken een paar onmiskenbare puriteinse trekjes. Er waren strenge restricties op de consumptie van luxegoederen en overdadig alcoholgebruik werd niet getolereerd. Daarom vervingen de hoogste standen de populaire alcoholische drank octli veelal door chocolade. Hun bereidingswijze verschilde niet veel van die van de Maya’s, maar ze dronken wel koele chocolade. Vanille en chilli werden als smaakversterker gekozen. Net als bij de Maya’s werd chocolade gereserveerd voor de topklassen, al maakten armen soms een brouwsel van maïs en cacaobonen. Priesters, die net als de soldaten en de handelaars tot de elite behoorden, hielden er een ascetische levenswijze op na en dronken geen chocoladedranken. Cacao speelde een sleutelrol in de eredienst van verschillende godheden. Aan de god Quetzalcoatl werden mensenoffers gebracht. Voor het ritueel werden slaven gebruikt die een drank van chocolade en water kregen voor ze de dood tegemoet gingen. Dit brouwsel zou hun melancholie wat verdreven hebben en volgens sommige geschriften bevatte de drank zelfs nog wat bloed van een vorig slachtoffer. In de zogenaamde ‘Codex Féjérváry – Mayer’, een ritueel geschrift uit de late Azteken-periode, maakt de cacaoboom deel uit van een kosmisch diagram. De boom wijst de weg naar het land der doden en de cacaobonen refereren aan de kleur van bloed.

Naar het oude continent

In 1502 zou Christopher Colombus als eerste Europeaan in contact komen met chocolade. Tijdens zijn omzwervingen botste hij op een groep Maya’s die cacaobonen transporteerden in hun boot. Colombus besteedde echter geen aandacht aan de hem onbekende vrucht en het zou duren tot 1517 eer de Spaanse veroveraar Hernán Cortés ontdekte hoe belangrijk de bonen waren voor de Maya’s in Yucatan. Over Cortés’ rol in de geschiedenis van chocolade is heel wat gespeculeerd en of hij de boon naar Europa importeerde blijft een vraagteken. Het is minstens zo waarschijnlijk dat de Dominicanen de boon introduceerden aan het Spaanse hof. De broederorde had een goede band met de Kekchi Maya’s uit Guatemala. Een delegatie van Maya’s zou de Spaanse vorst Filips II bezocht hebben en bracht mogelijks cacao mee.
De Spaanse en Portugese conquistadores haalden aanvankelijk hun neus op voor de Midden-Amerikaanse gastronomie. De Azteken-keuken was heel wat minder zoet dan die van Europa. De kolonisten importeerden dan ook talloze eigen producten in het kersvers veroverde continent. Zo ontstond geleidelijk aan een creoolse keuken en ook chocolade kreeg Europese toetsen. De drank werd opnieuw warm bereid en gezoet met rietsuiker. Verder werden er andere kruiden in gemixt zoals anijs, kaneel en zwarte peper. Het is deze versie van de chocolade die in Spanje werd gedronken vanaf de 16de eeuw. Speelde chocolade in Midden-Amerikaanse beschavingen nog een sleutelrol in religieuze riten, dan is dat op het oude continent niet langer het geval. Net als thee of coca cola wordt chocolade aanvankelijk vooral verspreid omwille van zijn geneeskundige werking. De hofarts van Filips II, Franciso Hernández, meende dat chocolade koorts bestreed en dat het goedje seksueel stimulerend was. Toch valt nog heel wat te vertellen over de relatie tussen religie en chocolade, al liggen de accenten nu wat anders. Vooraanstaande geestelijken speelden in Europa een niet te onderschatten rol in de promotie en verspreiding van het product. Sommigen handelden zelfs in chocolade.
Net als in Amerika was chocolade een delicatesse voor de hoogste sociale kringen. Tijdens de 17de eeuw werd het een favoriet aan het Spaanse hof. Uit overgeleverde documenten blijkt dat de elite het dronk tijdens stierengevechten en zelfs tijdens de zogenaamde ‘auto-da-fé’. Deze terechtstellingen van de Spaanse inquisitie werden bijgewoond door de koning, ambassadeurs en geestelijken. Ze aten koekjes en dronken chocolade tijdens het ‘spektakel’. Huwelijken tussen vooraanstaande Europese vorstenhuizen verspreidden chocolade in Europa. Ook geestelijke orden speelden een rol. Vooral de Jezuïeten waren bijzonder ijverige campagnevoerders voor de nieuwe drank. Deze machtige kloosterorde was zowel in Europa als op het Amerikaanse continent weinig geliefd bij machthebbers. Ze werden gezien als een serieuze bedreiging en hun lucratieve chocoladehandel wekte veel afgunst. In Brazilië ontdekten ze grote hoeveelheden van de ‘forastero’ die ze lieten oogsten door de inheemse bevolking.
Vanuit Spanje werd chocolade uitgevoerd naar Italië en vervolgens naar Frankrijk. De brieven van de markiezin de Sévigné berichten uitgebreid over de consumptie van chocolade aan het hof van Versailles. Uit haar geschriften blijkt duidelijk dat nog geen consensus bestaat over de merites van chocolade. Zo vertelt ze over een markiezin wiens pasgeboren kindje stierf. Volgens de Sévigné had de vrouw te veel chocolade gedronken want de boorling zag zo zwart als de duivel. Terwijl wetenschappers speculeerden over de medische waarde van chocolade, twistten de katholieke autoriteiten over de voedingswaarde van chocolade. Was het niet meer dan een dorstlesser, dan kon chocolade ook tijdens de vastentijd worden gedronken. Vaak werd echter een dikke chocoladepap bereid die meer weg had van vaste voeding. Twee en een halve eeuw lang debatteerde men over dit vraagstuk. Jezuïeten argumenteerden uiteraard dat chocolade niet verboden was tijdens de vasten, Dominicanen meenden van wel. Talloze pausen werden geconsulteerd en die kwamen allen tot de conclusie dat chocolade door de beugel kon. Toch hield de kritiek van sommige religieuzen aan, vooral wanneer ze vernamen dat chocolade een afrodisiacum was. Ook in Mexico rees hier en daar kerkelijk verzet tegen de lokale duivelse drank. In Chiapa Real was de ingeweken blanke vrouwenbevolking zo verslingerd aan chocolade dat ze zelfs tijdens de hoogmis een beker drank lieten brengen door hun meid. De bisschop dreigde de chocoladefans te excommuniceren. Hij werd vergiftigd met een chocoladedrank die zijn persoonlijke page hem bracht. De page zou een relatie gehad hebben met één van de kerkbezoeksters en hij wist hoe moeilijk het is gif te detecteren in chocolade.
Na de Zuidelijke landen in Europa maakten vanaf de late 17de en vooral de 18de eeuw ook Engeland, Nederland en België kennis met chocolade. In heel wat chocoladegeschiedenissen worden katholieke landen steevast met chocolade geassocieerd en protestantse met koffie. Ons land, met een hoofdzakelijk katholieke bevolking van koffiedrinkers, bewijst dat deze stelling wel wat nuancering verdient. Toch is ze niet volledig uit de lucht gegrepen. Tijdens de 18de eeuwse Verlichting rees fel protest tegen de suprematie van adel en clerus. In literaire salons werd koffie de favoriete drank van de nieuwe intellectuele elite. Chocolade associeerde men vooral met papisme en met de aristocratie. In de 18de eeuw was chocolade nog steeds geen snoepgoed voor kinderen. De Tuscaanse hofarts schreef dat de drank kinderen onrustig maakte en dat hij tandbederf veroorzaakte. De jonge Marie-Antoinette, later de Franse koningin, wordt op een schilderij afgebeeld met het hele gezin. Op tafel staat een chocoladepot met slechts twee kopjes voor haar ouders.

Democratisering

Tijdens de 19de eeuw werd het bereidingsproces van chocolade geïndustrialiseerd waarbij vooral protestantse landen als Nederland en Zwitserland een voortrekkersrol speelden. De Zwitsers Henri Nestlé en Daniel Peter voegden voor het eerst melk bij chocolade en de formule bleek een succes. Vooral vanaf 1900 veranderde de status van het product drastisch en was het niet langer voorbehouden aan de rijke klassen. Steeds meer chocoladeproducten hadden nog weinig te maken met de oorspronkelijke cacaoboon. De cacaoboter werd vaak vervangen door goedkopere vetten en vooral suiker werd één van de hoofdingrediënten van chocolade. De verkoop van chocolade werd een grootschalige industrietak. Net als de vroegste chocoladedrinkers meent men ook nu dat dit snoepgoed ideaal is voor feestelijke gelegenheden ; religieuze of andere. Chocolade-eieren werden ongeveer een eeuw geleden populair, hoewel het gebruik in Duitsland al in beperkte mate verspreid was in de 18de eeuw. Het ei zelf is een eeuwenoud vruchtbaarheidssymbool dat ontleend werd aan heidense culturen. In Mexico speelt chocolade nog steeds een rol in het rituele leven. Op Allerheiligen worden warme chocolade of een schaal met chocoladebonen aan de geesten van de doden geofferd.