Mary Roach – Rigor Mortis (De Tijd)


Tot stof en as

Kathy Mathys

‘We zijn bovenal biologische wezens. We worden hieraan herinnerd aan bij de geboorte en de dood, en daartussen doen we wat we kunnen om het te vergeten’, zo stelt Mary Roach in ‘Rigor Mortis – Over de lotgevallen van de doden’. Weinigen zullen erin slagen om onze biologische essentie te vergeten tijdens de lectuur van dit onsentimentele boek over wat er precies met het menselijk lichaam gebeurt na het overlijden. De schrijfster beperkt zich hoofdzakelijk tot de wetenschappelijk waarneembare feiten en behoedt zich voor metafysische of spirituele speculaties.
Haar verhaal begint in een medisch centrum waar toekomstige plastische chirurgen hun vak leren door de hoofden van overledenen te bewerken. Net als de lijkschouwers, begrafenisondernemers en wetenschappelijke onderzoekers die in dit boek het woord krijgen, slagen ze erin om de dode materie te objectiveren. Toch heerst er een gedempte, serene sfeer in het laboratorium. Hedendaagse wetenschappers hebben wel degelijk respect voor de doden, iets wat vroeger niet steeds het geval was. In 300 voor Christus deed Herophilus al vivisecties van lijken. Volgens de legende zou hij zelfs levende criminelen hebben opengesneden om de menselijke anatomie in kaart te brengen. De oude Grieken en Romeinen deden niet aan vivisectie waardoor heel wat misvattingen ontstonden over de werkingen van ons lichaam. Wanneer tijdens de late renaissance steeds meer medische scholen werden geopend, kwam er een schrijnend tekort aan lijken. In het negentiende-eeuwse Londen was de vraag naar lichamen zo groot dat er tien voltijdse lijkenrovers aangesteld werden ‘tijdens het seizoen’ – dit wil zeggen tussen oktober en mei want tijdens de zomermaanden waren er geen lessen omwille van de stank van de doden. Tegenwoordig werken anatomiestudenten vaak met modellen of doen ze aan digitale vivisectie.
Toch worden lijken nog voor talloze andere doeleinden gebruikt, het ene al meer ethisch verantwoord dan het andere. Aan de universiteit van Tennessee bevindt zich het enige instituut dat het verval van het dode lichaam bestudeert. De onderzoeksresultaten dienen het werk van politierechercheurs te vergemakkelijken. Op een heuvel nabij het instituut liggen talloze lijken in diverse staat van ontbinding. Het kaliumgehalte van de gel in de ogen is een goede aanwijzing om het moment van overlijden vast te stellen tijdens de eerste 24 uur. Daarna beroepen onderzoekers zich vooral op entomologische aanwijzingen. Aan de hand van de leeftijd van de vlieglarven, bijvoorbeeld, kunnen ze nagaan wanneer iemand stierf. Sommige lichamen worden begraven in beton, of men propt ze in plastic zakken en nauwe kofferruimtes om na te gaan wat er tijdens het rottingsproces gebeurt. Een fraai zicht is het niet. Bacteriën voeden zich met onze stoffelijke resten en produceren daarbij een gas dat de buik opblaast. Na een week neemt de zwelling af en voltrekt zich de laatste fase van rotting en ontbinding. Door het toedoen van bacteriën wordt ons lichaam vloeibaar ; de longen dienen er het eerst aan te geloven, gevolgd door de hersenen. Het balsemen van het lijk kan dit proces wel vertragen tot aan de begrafenisdienst maar daarna treedt de rotting onherroepelijk in.
De laatste 60 jaar werden lijken ook ingezet bij tests met crashende auto’s. Door de letsels te bestuderen kon men geleidelijk aan steeds veiligere wagens ontwikkelen. Men plaatst de lichamen niet echt in een auto maar men laat ze vallen of ze worden geplet. Ook dieren werden in het verleden gebruikt bij deze tests. Bavianen zijn vaak blootgesteld aan heftige zijwaartse hoofdrotaties om te bestuderen waarom passagiers door zijwaartse botsingen zo vaak in coma geraken. Nu gebruikt men dieren enkel nog om de impact van botsingen op kinderen te bestuderen, omdat men nauwelijks of geen kinderlijken te beschikking heeft. Dat doden ook gebruikt worden om het effect van wapens op het lichaam te bestuderen, ligt nog een stuk delicater. In 1893 al deed Louis La Garde van het Amerikaanse leger experimenten met lijken in de hoop ‘een meer humanitaire vorm van oorlogsvoering’ te ontwikkelen. Mary Roach stelt de vraag of mensen hun lichaam nog steeds zouden afstaan aan de wetenschap wanneer ze beseften dat het misschien wel gebruikt zou worden om de impact van bommen of landmijnen te onderzoeken.
In het slothoofdstuk van dit onderhoudende en af en toe met galgenhumor doorspekte boek belicht Roach een paar alternatieve manieren om dode lichamen te verwerken. Zo ontwikkelde de Zweedse Susanne Wiigh-Masak een methode om het lichaam onder vriestemperatuur in kleine stukjes af te breken. Die worden dan gevriesdroogd en als compost gebruikt voor een herdenkingsboom ter ere van de overledene. Geen obscuur project van een excentrieke milieuactiviste, aldus Roach. Zelfs de Zweedse koning en Kerk hebben belangstelling voor het idee.

Mary Roach ‘Rigor Mortis – Over de lotgevallen van de doden’, Ambo, Amsterdam, 2003
ISBN : 90 263 1791 3, 269 blz.