Simon Baron-Cohen – The Essential Difference (De Tijd)


The Essential Difference – Men, Women and the Extreme Male Brain
Simon Baron-Cohen
2003, Penguin Books, Londen, 263 blz., 9,19 euro
ISBN 0-713-99671-4

Sekseverschillen in het brein

Samen met Steven Pinker en Matt Ridley, om de meest bekende te noemen, heeft Cambridge-professor Simon Baron-Cohen een sterk biologisch onderbouwde visie op de menselijke psyche. Hij verzet zich tegen het idee dat het verschil tussen de twee seksen uitsluitend berust op aangeleerd gedrag en sociale constructies. De kerngedachte uit ‘The Essential Difference’ luidt als volgt: er zijn twee hersentypes, een mannelijk en een vrouwelijk. Het vrouwelijke is meer geschikt voor empathische activiteiten. Empathie bevat zowel een cognitieve component – het begrijpen van de gevoelens van een ander en het vermogen om het perspectief van iemand anders te zien – als een affectieve – het gepast reageren op iemands emotionele toestand. Het mannelijke hersentype leent zich hoofdzakelijk tot het begrip en de creatie van systemen. Het systematiserende breintype kan zowel technologische (chemie, fysica, meteorologie), abstracte (muziek, kaartlezen), motorische (de vingerbewegingen bij het bespelen van een instrument) als georganiseerde systemen (encyclopedieën, musea) beter bevatten en analyseren dan een vrouwelijk hersentype. Baron-Cohen haast zich meteen te zeggen dat, hoewel bij de meeste vrouwen de empathische component sterker is dan de systematiserende, er toch ook zijn waarbij het omgekeerde het geval is. En zo zijn er ook mannen met een opvallend hoge empathiequotiënt die laag scoren op systematiserende activiteiten.
Baron-Cohen haalt een hele reeks bewijzen aan voor zijn theorie. Eigenlijk merk je zelfs al een verschil bij baby’s van enkele dagen oud. Onderzoekers hielden twee mobiles boven de wieg van 100 pasgeborenen. De jongens keken veel langer naar de mobile van een abstract object, de meisjes veel langer naar die waarop een glimlachend gezicht stond afgebeeld. Driejarige meisjes voelen veel sterker aan wat de drijfveren en emoties van personages uit een verhaal zijn dan jongens van diezelfde leeftijd. Wanneer een meisje zich wil aansluiten bij een paar haar onbekende, spelende leeftijdsgenootjes zal ze zich trachten aan te passen aan de groep. Jongens die willen meespelen, zullen de regels van het spel trachten te veranderen of de activiteit zelfs saboteren. Ook op latere leeftijd zijn er opmerkelijke verschillen. Jongens scoren gemiddeld beter op wiskunde maar meisjes doen het dan weer beter bij de wiskundige disciplines waarbij ze ook verbale vaardigheden moeten aanwenden. Bij de analyse van systemen laten meisjes zich makkelijker afleiden door irrelevante details. Bij het tonen van de weg leggen jongens de nadruk op richtingen en routes terwijl meisjes meer oog hebben voor opvallende gebouwen of herkenningspunten. Is het dan toch waar dat vrouwen van Venus en mannen van Mars komen? Volgens Baron-Cohen hoeven deze bevindingen helemaal niet te leiden tot pessimisme. Hij zoekt naar verklaringen voor zijn onderzoeksresultaten en vindt die gedeeltelijk in de evolutieleer. Wie een mannelijk breintype heeft kan beter jagen, wapens maken of handel drijven. Ook het vrouwelijke breintype biedt belangrijke voordelen als het op overleven aankomt. Een moeder met veel empathie kan de gevoelens van haar kind beter inschatten. Ter vergelijking haalt Baron-Cohen het voorbeeld aan van chimpansees: dit zijn de enige grote apen die ervoor zorgen dat de kop van hun jong boven blijft wanneer ze door het water waden.
Ondanks al deze interessante observaties is Baron Cohens boek het meest opmerkelijk om de laatste hoofdstukken over het extreem-mannelijke breintype. Dat zijn mensen met een breintype dat veel lager scoort dan het gemiddelde voor empathie en veel hoger dan het gemiddelde voor systematiseren. Volgens Baron-Cohen is dat het breintype van autisten De auteur begon zich te verdiepen in deze ziekte in het begin van de jaren 1980. Hij onderscheidt verschillende vormen. Klassieke autisten hebben minimale sociale vaardigheden en obsessieve interesses in bizarre onderwerpen. De hoogfunctionerende categorie heeft dezelfde kenmerken maar beschikt ook over een I.Q. dat hoger ligt dan het gemiddelde. Ze leren wel later spreken dan hun leeftijdsgenoten. Mensen met Asperger Syndroom, tenslotte, zijn zoals die van het tweede type maar ze leren tijdig spreken. Baron-Cohen werkt al jaren met Asperger Syndroom-patiënten. Sommigen beseffen pas als volwassene dat ze eigenlijk ziek zijn. Door hun bijzonder lage empathie-quotiënt hadden ze altijd al problemen in de sociale omgang, ook al hadden ze geen slechte intenties. Omdat vormen van autisme erfelijk zijn, sluit Baron-Cohen zijn interessante studie af met de vraag of het ethisch verantwoord zou zijn om toekomstige moeders uit de risicocategorie meer vrouwelijke hormonen te geven, zodat autisme kan worden vermeden.

Kathy Mathys